459
van 1796 gedaald tot 15, allen op één na behoorende tot de
2 hoogste klassen, terwijl de 3de en 5de klasse en liet zooge
naamde tirocinium geen enkelen leerling telden. Bij dien treu-
rigen stand van zaken kwam nog, dat er in Maart 1796 een
brief uit Amsterdam kwam van den rector ICist inhoudende
dat hij wegens zijne benoeming tot lid van het college tot de
Indische zaken genoodzaakt was voor zijnen post als rector te
bedanken. Nog in veel meerdere mate dan de praeceptor was
de rector in de politiek betrokken. In diezelfde vergadering van
10 Februari 1795 was Kist gekozen tot lid van de commissie
//om de volksvergadering voor te lichten en te besturen en om
de gewichtige zakendie de onderwerpen van deszelfs delibera-
tiën zijn moestenvoor te bereiden en op te geven onder den
naam van burg er comra itté'-1). 22 Juli van hetzelfde jaar werd
hij ook gekozen tot representant des Zeeuwschen volks om van
wegens deze municipaliteit gedeputeerd te worden ter nieuwe
georganiseerde vergadering. In Maart 1796 vroeg hij wegens
bovengemelde benoeming zijn ontslag. Curatoren deelden aan
de stedelijke regeering het verzoek om ontslag- mededie het
eervol verleende. Hoewel Kist eenige weken later, toen het
ontslag reeds verleend was, nogmaals een brief tot curatoren
richtte, verzoekende eenig schriftelijk bewijs van zijn ontslag,
kreeg hij evenmin als op zijn eersten eenig antwoord. Curato
ren deelden alleen het verzoek aan de regeering mede. Blijkbaar
waren de heeren met de handelwijze van den rector alles be
halve ingenomen. Zooals bekend is 2)heeft Kist toen zijne
paedagogische en wetenschappelijke loopbaan voorgoed vaarwel
gezegd. In die dagen moet het met het onderwijs treurig ge
steld zijn geweest, toen twee van de drie leeraren het hoofd
vol hadden van de politiek en hunne taak, die zooveel kalme
toewijding vereischtter wille van hunne politieke bemoeiingen
i) Nieuwe Nederlandsche jaarb., t. a. p.
3) Zie van der Aa Biogr. woordenboek.
Archief VIle d!., 4dc st.
33