geschreven in het handschrift van de vee arts K.J. van de Wal, die aan de zuidzijde van het Kerkplein naast meester Visser woont. Werkverschaffers Het valt allemaal nogal tegen. De gemeen te zit er dan ook een beetje mee. Op 28 juli 1873 gaat er een uitvoerige brief van bur gemeester en wethouders naar de school opziener. In de eerste plaats bevat deze brief een omstandige uiteenzetting over de afwegingen die door de raad gemaakt zijn aangaande de vaststelling van de premies voor getrouw schoolbezoek. Hieraan wordt het verzoek gekoppeld om de premie per kind op twee gulden te mogen vaststellen. Verder het bij nader inzien erg drastische plan aangaande de wijziging van de schooltijden: 'Waar wij zoveel tegenstand ontmoeten hebben wij gemeend dat het misschien wenschelijker zou zijn de veran dering in de schooluren niet op de voorge stelde wijze te doen plaats hebben, doch slechts langzamerhand, te meer daar het vooral van de landbouwers afhangt om de kinderen, die in hunne dienst op het veld arbeiden, door hen 1 a 2 uren vrij te stel len, in de gelegenheid te laten de school te bezoeken, en de meesten blijkens het adres, daartoe niet genegen zijn, en dus eerder zullen medewerken, wanneer de verande ring trapsgewijze geschiedt, dan wanneer die plotseling plaats grijpt'. Districtsschoolopziener J.H. de Laat de Kanter is van goede wil en heeft het beste met de aan zijn zorgen toevertrouwde kin deren voor. Hij heeft echter geen sancties en is daarom afhankelijk van medewer king op vrijwillige basis. Zijn antwoord, gedateerd 22 augustus 1873, is berustend, maar toch ook voorzien van een duidelijk cynische ondertoon. Zo schrijft hij: 'Inmiddels laat het zich aanzien, dat op die wijze het doel evenmin zal bereikt worden, indien de ouders in plaats van te worden aangespoord, om van die gelegenheid gebruik te maken, tegen de zaak worden opgeruid en indien de werkverschaffers in de gemeente van hunnen kant niet mede werken, door vergunning te geven dat de kinderen, die nog in de leerplichtige jaren vallen eerst na afloop van dien morgen schooltijd in het veld komen'. 'Werkverschaffers' noemt de schoolopziener de boeren die het inderdaad voor het zeg gen hebben. Misschien op een enkele uit zondering na weten deze werkverschaffers - landbouwer/wethouder Adriaan Meijaard is er waarschijnlijk een goed voorbeeld van - erg goed wat het beste systeem is: arbei ders die strak gehouden worden en afhan kelijk zijn en arbeiderskinderen die rela tief goedkoop het werk doen. En vooral niet te slim gemaakt worden! Daar gaat het om. De premies voor getrouw schoolbezoek worden nog enkele jaren uitgekeerd, maar hebben geen structurele betekenis. Verder verandert er gedurende de eerstvolgende decennia niets. Noten 1. In Kapelle is vanaf 1859 Abraham Visser hoofd van de school. Hij heeft in dat jaar de failliete boedel van Hendrik Sluijters overgenomen. Schoolhoofd in Biezelinge is vanaf 1845 Willem van de Linde. 2. Er waren gemeenten die de heffing van schoolgeld ach terwege lieten en de financiering putten uit de algeme ne middelen. Dit vaak tot grote ergernis van de voor standers van bijzonder onderwijs, omdat zij op deze wijze werden gedwongen op indirecte manier mee te betalen aan het openbaar onderwijs. In de gemeente Kapelle bedroeg het schoolgeld 0,60 per maand per kind, voor twee kinderen uit één gezin 0,50, voor drie of meer kinderen 0,40. 3. Waarschijnlijk was dit een argument van wezenlijk belang. Op de meeste plaatsen bestond de school name lijk nog altijd uit slechts één lokaal, waarin de kinderen van jong tot oud, meestal dicht op elkaar gepakt, geza menlijk aanwezig waren. Zo was de toestand ook in de scholen in Kapelle en Biezelinge. 4. Wethouder Adriaan Meijaard had in 1872, na het over lijden van burgemeester Jan van Duine, verwoede pogingen gedaan om het burgemeestersambt in Kapelle te bemachtigen. Mogelijk had hij het jaar daarna de teleurstelling over zijn mislukte machtsgreep nog niet verwerkt. Hij woonde op de hofstede Geerhoek in het gehucht Eversdijk. (Zeeuws Tijdschrift 1979-4, pagina 134). 5. Mr. Boudewijn Verselewel van der Bilt was een vermo gend en invloedrijk man. Hij was lid van de gemeente raad van Kapelle vanaf 1846 tot zijn overlijden in 1892, kantonrechter te Goes vanaf 1847 tot 1877, lid van de Provinciale Staten van Zeeland vanaf 1874. In Kapelle bewoonde hij de buitenplaats Jagtlust. 6. In de alinea is sprake van 'het werk aan de teenen'. Dit heeft betrekking op wilgentenen (twijgen, jonge tak ken), die schoongemaakt en gesorteerd werden voor de mandenindustrie. In de omgeving van Kapelle waren in de negentiende eeuw voor dat doel uitgestrekte wilgen- bossen, waarvan jaarlijks grote hoeveelheden tenen 24

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 1999 | | pagina 26