Jules Welling: ALARMFASE 2
andere kerk, de Lieve Vrouvvekerk; in de
gevel een natuurstenen Mariabeeld uit 1273.
Het huis „De Gouden Eykel", was in 1604
hoofdkwartier van Maurits die Aardenburg
en omgeving tot Nederlands gebied maakte.
De Kaaipoort, uit 1299, herbouwd in 1650,
de Doopsgezinde kerk, het weeshuis, de
omwalling uit 1225, de Wandeldreef, de
Elderschans: de middag was veel te kort
voor dit alles. Aardenburg heeft ons hart
gestolen!
De volgende motgen pakten ze hun kof
fers, we namen hartelijk afscheid, ze ver
trokken naar Zeebrugge om daar de Town-
send-Thoresen ferry te nemen.
Voor ons was er een gewone lege dag:
maar we vonden ons gewone werk weer
gauw terug. Het element van ontdekken,
prachtige dingen bekijken, door oude ste
den en stadjes lopen, de vriendenconver
satie aan tafel, de autoritjes: het was voor
bij! We hadden een week „tijd" weten om
te zetten in een week „ruimte", in een week
Walcheren en West-Zeeuws-Vlaanderen. Nog
geen 250 kilometer gereden! Maar wat had
den we veel gezien!
En wat had de „tijd" een diepe indruk
op ons gemaakt: de voorbije eeuwen in deze
hoek van de provincie Zeeland! „Perspectief
in de tijd": dat te krijgen is niet moeilijk,
hier.
Alvin en Mary, ze komen terug, volgend
najaar, dat is al afgesproken. Volendam en
Marken, dat hoeft niet meer zo voor hen
(zeiden ze). Een week storm, guurheid en
regen in Zeeland: so what?
Er is hier ondanks dat weer veel
te zien en te genieten!
S.
Het lijkt gek als een zestiger, buiten
mens, natuurminnaar, zeiler, iets gaat neer
pennen over een gedichtenbundel van een
Eindhovensc jongeman die jonger is dan
zijn zoon. De denkwerelden zijn zo anders:
maar de dichter woont en werkt in Eind
hoven (heb cr lang gewoond), hij verblijft
in Dreischor (ligt mij ook na aan het hart).
Alarmfase 2 is een cyclus van Jules Welling
(25), verschenen in de Yang Poëzie Reeks
(Gent, 1974). De auteur is redakteur van
het tijdschrift voor literatuur en communi
catie „Yang" en medewerker van het literair-
en kunstkritisch tijdschrift „Kreatief".
De bundel begint met „Stekken", acht
gedichten: de verrukkingen van een jonge
opbloeiende liefde: „je lichaam is een tuin/
waarin ik mag spelen", en daarna: „de
lege fles. de vuile glazen/peuken in de asbak
en de zon,/die door de gordijnen speelt."
Dan „Puin"; ze gaat naar het buitenland,
zijn huis is leeg zonder haar „als een kerk
in de middag", hij probeert zich te herin
neren hoe het was zonder haar. „Maar dat
was later,/toen het kind al bijna kon/praten"
Dan „Dreischor": met het kind in Zee
land, vertelt hij van het water en de dijken,
stelt zich voor dat het water wéér komt:
„Ik worstel en kom boven/is een diep ge
loven/in de kracht van dijken."
Tot slot de serie gedichten „Alarmfase":
terug naar stad, „weer stukkies schrijven",
misschien een boek! Studentenhok, bejaar
denhuis, goudvis, zijn oude school; „langs
de flats te lopen/en aan jou te denken",
verhaaltjes voor het kind dat hij uit school
haalt.
Wat Welling nog meer geschreven heeft
ken ik niet; maar deze 31 gedichten zijn
indringend, het komt helemaal over!
S.
XVI
Hier midden in dit vlakke land,
in een huisje uit de Faller-collectie,
hoed ik een kind met zachte hand
tegen de winden, tegen het wilde riet.
Buiten het hek staat
het jonge gewas in rechte bedden.
De kleur van gras
tot in de scherpe horizon.
Het kind slaapt in het gras.
De wind slaat het speels
om de oren.
Wat zou ik schrijven?
XVII
Het kind slaapt
als ik dit schrijf en
wakker moet blijven.
Het licht gaat de vuurtoren rond.
Lichtbundels zoeken stranden af.
Scheepslieden kaarten of
schrijven brieven aan hun vrouwen.
Er is een fles gevonden
met een brief.
Niet van jou.
XVIII
Ik ben alleen in dit huisje
met een kind dat slaapt.
Water borrelt op het fornuisje
tot het fluitje gaat.
Ik heb het kind in de arm genomen
en ben door de tuin gelopen.
Ik heb het verteld van
het water en de dijken.
Kinderen kunnen er nog van dromen.
XIX
De slager in het dorp
vertelt van de ramp.
die dijken brak
en het wijdse land,
dat onder water lag.
Hier zijn ze verdronken,
toen de storm in het donker
het land overrompelde.
De dijken zijn verhoogd.
Het land weer opgedroogd.
De jongeren zijn verhuisd
het land is oud veworden.
XX
In de schuren werd het gewas
bewerkt door mannen.
Vrouwen sponnen het vlas
tot krachtige vezels.
Oudjes vertellen hoe het was
Tot het plafond stond het water.
God brak de dijken
als brak hij brood.
Ze hebben ze gezien
de lijken dreven in het rond.
Alleen de toren van gods huis
stak boven water.
XXI
Denk, dat het water weer komt
eerst tegen de muren slaat,
het huis omspoelt in het rond
en het kind, dat slaapt,
verrast, het duimpje in de mond.
Zo zijn er hier vele
kinderen geweest.
XXII
Kind, ik kan zwemmen,
maar het is ver
naar de toren van de kerk en
de golven zijn sterk en
Na de ramp zullen ze weer
de doden tellen
de tol van het water.
Later vertellen oudjes
van de dichter en het kind.
Ik worstel en kom boven
is een diep geloven
in de kracht van dijken.
XXIII
Ik ga het kind wekken
voor het donker wordt
om nog één keer samen langs
de dijken op te trekken,
te lachen om het water,
het licht van de torens
in de verte te zien,
de bruggen en de dammen.
Door: Jules Welling.
AAN ONZE ABONNEE'S
Ook aan ons tijdschrift zijn de
kostenstijgingen van het afgelopen
jaar niet onopgemerkt voorbij ge
gaan. Voornamelijk de papierprijs
verhogingen en de posttarieven vor
men een zware belasting.
En daar wij een onafhankelijk en
niet-gesubsidieerd tijdschrift zijn
en dit ook willen blijven zijn
wij onder druk van bovengenoemde
verhogingen, zij het ongaarne, ver
plicht onze abonnementsprijs te
verhogen.
Met ingang van 1 januari 1975
wordt de abonnementsprijs van dit
tijdschrift gesteld op 13.per
jaar.
Wij hopen en vertrouwen, dat onze
abonnee's deze verhoging zullen be
grijpen en billijken.
Onzerzijds blijven wij streven naar
een inhoud en presentatie die op
steeds hoger plan komt en toch
voor elk wat wils biedt.
Redactie en Administratie.
21