Nieuws ARCHEOLOGIE GESCHIEDBEOEFENINGMONUMENTENWACHTMONUMENTENZORGMUSEASTREEKTALEN Rozenkransmaker uit g ca. 1425. Walcheren Nieuw onderzoek aan de Sint-Pieterstraat, Middelburg In vervolg op het archeologisch onderzoek aan de Sint-Pieterstraat in de periode 1997-1999, na afbraak van de gebouwen van de stedelijke scholengemeenschap, zijn mogelijk opnieuw sporen blootgelegd van het voor malige Bogardenklooster ter plaatse. Deze behelzen funderingen en een menselijk skelet. Deze jongste archeologische waarneming vond plaats op 31 juli 2002 door Henk Hendrikse (SCEZ) en Sjef Thier (Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Zeeland), in de tuin van Sint-Pieterstraat 13. Aanleiding was een telefonische melding van mevrouw Hannewijk (Gemeente Middelburg); de oorspronkelijke melding kwam van Klussenbedrijf Michiel uit Westkapelle, dat tijdens de aanleg van een hemelwaterafvoer rond een voormalig gymlokaal op een menselijke schedel was gestuit. In de tuin staat een deel van de voormalige gymzaal van de meisjesschool, gebouwd tussen 1872 en 1880. Momenteel is het een restauratieproject. Rondom het gebouw was een sleuf van ongeveer 60 cm breed gegraven, tot circa 80 cm onder het maaiveld. Aan de noordzijde werden bij de graafwerkzaamheden twee funderingen van rode moppen zichtbaar. De meest oostelijke was aan de bewaarde bovenzijde 45 cm breed en vertoonde een drietal versnijdingen. Dit muurrestant lag haaks ten opzichte van de gymzaal. Een tweede fundering van 80 cm breedte had een enigszins naar het oosten gedraai de curve. Dit zware muurrestant was ongetwijfeld een buitenmuur. Beide funderingen zijn bewaard gebleven gemeten vanaf 85 cm onder de eerste, kops geplaatste stenenrij van de gymzaal. Van de laatstgenoemde fundering is de vlijlaag niet waargenomen; deze bevindt zich op minstens 1,85 meter onder genoemd peil. De voortzetting van het muurwerk kon niet worden onderzocht. Op 30 cm ten oosten van de eerstgenoemde fundering lag een oost-west georiënteerd skelet van het mannelijk geslacht. Na het vrijleggen van de funderingsresten zijn deze inge meten en op tekening, dia en digitale foto vastgelegd. Het steenformaat van de funderingen bedraagt 24 x 11 x 7 cm. De stenen zijn met kalk (tras) gemetseld. Naar alle waarschijnlijkheid dateren deze muurresten uit het begin van de 15de eeuw of iets eerder. Het bovenste gedeelte van het aangetroffen skelet, tot en met het bekken, en het rechter bovenbeen zijn meegenomen voor onderzoek. De tussen de botten aangetroffen aardewerkscherven dateren uit de 15de-16de eeuw. Er zijn geen restanten van een kist aangetroffen. Na het weghalen van het skelet bleek dit gerust te hebben op een éénsteens muurtje van halve moppen van het formaat x 14 x 7 cm. De middeleeuwse funderingresten zijn met grote waarschijnlijkheid toe te schrijven aan de kapel van het Bogardenklooster. Het skelet zou in dit geval toebehoren aan een niet nader te duiden kloosterling. Het Bogardenklooster was in de late Middeleeuwen gevestigd in het gebied tussen de Sint-Pieterstraat en de Spanjaardstraat. De Bogarden, Begarden of Tertianen waren de mannelijke 'tegenhangers' van de Begijnen, en hielden evenals deze het midden tussen leken en kloosterlingen. De Bogarden leidden in hun gemeen schappen een vroom leven en legden zich toe op een ambacht, vooral het lakenbedrijf, óók in Middelburg. Op het Middelburgse kloosterterrein zijn echter ook sporen aangetroffen van de kralen-makerij ten behoeve van rozenkransen ofwel paternostersnoeren (zie Nieuwsbrief Archeologie Provincie Zeeland nr. 7, 1999, 7-8). De Middelburgse Bogarden hielden zich blijkens historische bronnen o.a. ook bezig met het begraven van de doden en het brouwen van bier. De ingang van het Middelburgse klooster bevond zich aan de Spanjaardstraat. In 1492 brandde het grootste deel af, waarna snel herbouw volgde. Het einde kwam na Middelburgs overgang naar de Prins van Oranje in 1574; de kapel van de Bogarden aan de Sint-Pieterstraat werd in 1575 in gebruik gegeven aan de (protestantse) Waalse gemeente. Onderzoek van het skelet De skeletdelen uit de Sint-Pieterstraat zijn onderzocht door mevrouw drs. A.G.F.M. Cuijpers van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) te Amersfoort. Bij de inventarisatie van de botten kwam naar voren dat er twee rechter bovenarmen aanwezig waren. Dit wijst op vermenging met een andere begra ving. We hebben dus niet met één, maar met (delen van) twee skeletten te maken! Behalve beenderen van mensen bevatte de aangeleverde vondstzak ook dierlijke resten van resp. schaap en vis (determinatie F. Laarman). De positie van het skelet in situ wees het volgende uit. Het linker sleutelbeenfragment lag aan de rechterkant van de schedel en het rechter sleutelbeen aan de linkerkant, gezien vanuit anatomische positie. Het linker bovenarm fragment lag vanuit anatomische positie rechts van de borstkast. Ook het rechterschouderblad lag aan de linkerkant van het skelet. Eén van de twee rechter bovenarmfragmenten lag aan de linkerkant van de borst kas met het distale uiteinde aan de proximale kant, met andere woorden: 180 graden gedraaid. De begraving is dus duidelijk verstoord door eerdere werkzaamheden. Zeeuws Erfgoed 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2002 | | pagina 4