Project Verdronken
Dorpen
W*"' S
ARCHEOLOGIE
Verdronken dorpen
op een kaart uit 1819
Muurwerk Reimerswaal
Oude vondsten van Koningsheim
kt vfJeti*
J* MnJü*
N O 0ÏJ..D- B EVEI,AND
*rsb**JL
V1JTVL1ËT
£in*t(is**-
>CU TS-A'JUJn'iAfrD
rWitt9 jLu*<d*c*ti jm.
btthe rtn £tn*ii*i9-
GESCHIEDBEOEFENINGMONUMENTENWACHTMONUMENTENZORGMUSEASTREEKTALEN
De Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring
Sas van Gent nr. 37, die verscheen als laatste nummer van
2002, bevatte een aardig extraatje: de uit 1819 daterende
'Topographische Kaart van het voormalig Staats
Vlaanderen, met een gedeelte van de provincie Oost
Vlaanderen; strekkende van voor Antwerpen langs den
linker-oever der Wester-Schelde tot de Noord-zee'.
De kaart bevat een gedetailleerde weergave van de tot
het jaar 1818 bedijkte polders in Zeeuwsch-Vlaanderen,
'verdeeld in zes Arrondissementen, volgens het Reglement
van Administratie der Polders in het voormalig
Departement der Schelde, gearresteerd 28 December
1811'. Bij elke polder is de oppervlakte in schotbare
gemeten 'Gendsche Landmaat' opgegeven en, indien
bekend, het bedijkingsjaar. De kaart heeft een schaal van
ongeveer 1 63.063 (11,1 cm 7.000 'Metres of Ellen').
L. de Pauw, dijkgraaf te Hulst, droeg hem 'met hoogst-
deszelfs toestemming' op aan 'zijne Hoogheid den Heere
Hertog van Ursel, Minister van de Waterstaat en der
publieke werken van het Koningrijk der Nederlanden'.
Het zonder polderbegrenzingen afgebeelde deel van Zuid-
Beveland op de kaart is echter een stuk minder nauwkeu
rig: zo zijn in de na de vloeden van 1530/32 allengs her-
dijkte 'staart' van Zuid-Beveland enkele verdronken dor
pen aangegeven die in werkelijkheid buitendijks lagen:
Nieuwland(e) (verdronken 1530/32) en Valkenisse (ver
dronken 1682).
Het eveneens op de kaart getoonde, in 1530/32 verdron
ken Ma(i)re werd in 1773 waarschijnlijk herdijkt in de
Reigersbergsche polder, omtrent de latere buurtschap
Stationsbuurt (dus niet in de huidige Mairepolder). Een
nieuw Rilland werd eveneens in de Reigersbergsche polder
gesticht; het in 1530/32 verdronken oude Rilland ligt zui
delijker buitendijks.
Ook de legenda is ten aanzien van genoemde plaatsen wat
merkwaardig. De namen van de vermelde verdronken
dorpen zijn afwijkend (cursief) weergegeven, terwijl het
bijbehorende symbooltje een torentje in plaats van een
kerkje is. Kennelijk duidt deze legenda buurtschappen in
plaats van kerkdorpen aan: dezelfde twee kenmerken
komen namelijk elders op de kaart voor bij bestaande
buurtschappen als Oostdijk (bij Nieuwlande) en
Zeeuws Erfgoed 7
Uitsnede van oostelijk
Zuid-Beveland op de
'Topographische kaart van
het voormalig Staats
Vlaanderen(1819).
Het 'op de kant zetten
van het aangevaren
containerschip 'Pelican I'
(juli 2003), pal aan het
verdronken Rilland, toont
nog eens de kwetsbaarheid
van de verdronken dorpen
in de Westerschelde.
Koningsheim en omgeving
op een gereconstrueerde
kaart uit 1883 (A.
Hollestelle). De kaart toont
Noord-Beveland vóór de
vloeden van 1530/32.
'Gaawegen' (Gawege). Ook het nieuwe Rilland is op deze
wijze aangegeven, en dat klopte in 1819 nog volkomen:
het dorp kreeg pas in 1891 een eigen kerkgebouw, toen
de uit 1791 daterende kerk van het nabije Fort Bath naar
Rilland werd overgebracht.
Amateur-archeoloog Anton van Oost te Tholen
documenteerde enig muurwerk van het verdronken
Reimerswaal. Deze stad, waarvan de laatste inwoners in
1631 naar Tholen trokken, ligt voor een belangrijk deel
onder het talud van de huidige Oesterdam.
De heer D. Meijer te Hansweert meldde een vondst
uit het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw in
de inlaag aan de noordzijde van de Nieuw-Noord-
Bevelandpolder. Deze inlaag is sinds 1980 geheel gesloten;
het is een natte inlaag in bezit van de Stichting
Het Zeeuwse Landschap, waarin enkele vogeleilandjes zijn
gerealiseerd. Voorheen stond hij in open verbinding met
de Oosterschelde. De vondst bestond uit acht tot tien
skeletten, gevonden in het oosten van de inlaag, en
funderingsresten ten westen daarvan.
De vinder was een ongeveer elfjarige jongen, de heer
M. Karman te Kloetinge, nu de zwager van de heer
Meijer. De skeletten worden omschreven als 'redelijk
intact', hoewel nog maar enkele schedels aanwezig waren.
De funderingsresten bestonden uit 'grote ronde moppen'
en omvatten een ongeveer ronde structuur (diameter
ca. 8 meter) en een rechte hoek met twee zijden van
ongeveer 6 meter.
Waarschijnlijk ging het bij deze vondst om restanten
van het in 1530 verdronken Koningsheim (Kuddinchem,
Coninchem e.a.), een nederzetting die tot het meer zuid
oostelijk gelegen Welle behoorde. Kuddinchem wordt ver
meld in 1298, maar de in Zeeland schaarse toponiemen
(plaatsnamen) die eindigen op -heem (zoals ook Ritthem),
dateren volgens naamkundigen al uit de Karolingische
periode, dus de latere achtste tot de vroege tiende eeuw.
Geheel Noord-Beveland ging verloren bij de vloeden van
1530 en 1532. De eerste herdijking op het eiland vond
pas plaats in 1598; dit is de Oud-Noord-Bevelandpolder.
De Nieuw-Noord-Bevelandpolder dateert van 1616.