Unieke Jugendstilstoommachine
dreigt verloren te gaan!
MONUMENTENZORG
Hoe is dit bijzondere erfgoed
in Nederland tot stand gekomen
ARCHEOLOGIEGESCHIEDBEOEFENINGMONUMENTENWACHT.
MUSEASTREEKTALEN
Rustend in het hart van de
cokesfabriek te Sluiskil: een
'compound' stoommachine,
bouwjaar begin twintigste
eeuw (foto Jos Bleijenbergh).
In Sluiskil staat een voor Zeeland en zelfs voor
Nederland uniek monument. Toen de cokesfabriek
A.C.Z.C. (Association Coopérative Zélandaise de
Carbonisation G.A.) aldaar in 1999 voorgoed haar deuren
sloot, bleek daar ergens tussen al die schoorstenen,
transportbanden, cokesovens en silo's een klein gebouwtje
te staan: de elektrische centrale. Een mooie industriële
constructie, met typische trekjes van de Franse industriële
bouw. Uiteraard zwart en smerig van de cokesproductie
eromheen, niet direct uitnodigend om eens binnen te
kijken. Maar wie eenmaal over de drempel is, staat daar
oog in oog met een schitterende installatie, namelijk een
compound (tweecilinder) stoommachine met aangedreven
dynamo, bouwjaar 1912-' 13 en vervaardigd door
Machinefabriek Van den Kerckhove in Gent. De machine
is voorzien van de laatste snufjes uit het stoomtijdperk en
is nog helemaal origineel en vrijwel geheel in tact.
Achter de machine staat, ongeveer twee meter hoger,
een bedieningspaneel met loopbordes. Het paneel is van
gepolijst grijs geaderd marmer, waarin de manometers,
ampèremeters en handschakelaars zijn opgenomen.
Ook heeft het bordes een balustrade van siersmeedwerk
met Jugendstilmotieven. Kortom, een luxe uitvoering,
de industriebaronnen van België en Frankrijk waardig.
De cokesfabriek is in 1911 opgericht door de
directeuren van vijf Lotharingse ijzer- en staalbedrijven
die zich wilden verzekeren van een zo gunstig mogelijke
cokesbevoorrading. Een locatie aan het Kanaal Gent-
Terneuzen bood daarbij de mogelijkheid Engelse kolen
van overzee en cokeskolen uit het Ruhrgebied in grote
Rijnschepen, tot vóór de kade van de fabriek te brengen.
Vervolgens viel de keuze van de Franse staalbaronnen op
deze, op Nederlands grondgebied gelegen plek, omdat
krachtens het Nederlands-Belgische verdrag van november
1867 de Spoorwegmaatschappij Mechelen-Terneuzen
verplicht was een uniform vervoerstarief toe te passen over
de gehele lengte van haar traject. Nadat de fabrikanten de
verzekering hadden gekregen dat deze bepaling ook in
hun geval zou worden gehandhaafd en dat de verzending
van cokes naar Frankrijk geen extra kosten met zich mee
zou brengen gezien de overschrijding van de Nederlands-
Belgische grens, werd besloten de cokesfabriek te bouwen
in het open polderlandschap van Sluiskil. Daarmee is het
één van de vroegste, zo niet de eerste bedrijfsenergiecen-
trale in Zeeland. Weliswaar was de fabriek in 1913 klaar,
maar zij werd in 1914 al weer stil gelegd vanwege de
oorlog. Elke buitenlandse levering zou immers de
Nederlandse neutraliteit schenden. In 1922 werd de
productie weer opgestart waarbij de fabriek een forse
impuls gaf aan de industrialisatie van de Kanaalzone.
Economisch-geografische veranderingen hebben
uiteindelijk geleid tot de sluiting van de fabriek in 1999
en verkoop van het terrein aan Heros, een bedrijf dat de
gehele cokesfabriek zal slopen om plaats te maken voor
de opslag en verwerking van stadsafval.
Ondanks de voortdurende modernisering van energie
productie is de centrale van de cokesfabriek niet wezenlijk
aangetast. Het gebouw bood voldoende ruimte voor
aanpassingen, waardoor de oudste, nog door stoom
aangedreven elektrongenerator niet vervangen hoefde te
worden en in situ bewaard kon blijven. De enigszins
verscholen ligging van de centrale, temidden van een
grootschalig industrieel landschap, heeft er toe geleid
dat het gebouw niet is opgemerkt ten tijde van het
Monumenten Inventarisatie Project en dat het de status
van Rijksmonument is misgelopen.
financiering niet in wettelijke kaders geplooid.
- t faLL
Gelukkig kreeg de Werkgroep Industrieel Erfgoed
Zeeland ten tijde van de overdracht aan Heros een tip
omtrent de unieke waarde van dit bijzondere stukje
Zeeuws
industrieel verleden, dat zelfs voor Nederland uniek is.
Verschillende plannen tot behoud van het monument
werden onderzocht. De directie van Heros, eigenaar van
het cokescomplex, steunde de plannen met raad en daad.
Zij paste de sloopplannen aan om het behoud van het
monument zo lang mogelijk zeker te stellen.
Het provinciebestuur financierde een haalbaarheidsstudie
die door een ingenieursbureau werd uitgevoerd. Ook het
bedrijfsleven liet zich niet onbetuigd. Maar behoud in situ
bleek geen haalbare kaart: de centrale zou geheel omgeven
worden door vele malen hogere afvalbergen. En de tijd
staat niet stil, de behoefte aan opslagterrein begint voor
Heros te dringen. Dwingende werkschema's stellen een
datum waarna het gebouw weg moet zijn. Een laatste
plan, om het hele gebouw inclusief de installatie te
verplaatsen, kreeg de medewerking van Heros, maar de
financiering daarvan ketste af op onoverkomelijke
financiële bezwaren. En de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg, die zelf met klem op het behoud van
de kostbare installatie had aangedrongen, kreeg de
Zeeuws Erfgoed 14