Archeologische Werkgemeenschap Nederland AWN afdeling Zeeland ARCHEOLOGIE GESCHIEDBEOEFENINGMONUMENTENWACHTMONUMENTENZORGMUSEASTREEKTALEN Moernering Soms wordt aardewerk uit de IJzertijd of Romeinse tijd aan het oppervlak aangetroffen. Dit kan wijzen op het voorkomen van archeologische sporen of resten uit deze perioden in de ondergrond. Dit vondstmateriaal komt dan meestal uit de onderliggende en niet uit de dag- zomende lagen. Door ploegen en vergraven van de grond komen deze aan het oppervlak. Een bekend fenomeen is de moernering in de Middeleeuwen. Het veen werd toen afgegraven en de restkuilen werden weer dichtgemaakt. Vondstmateriaal 'in situ' werd daardoor 'ex situ' geplaatst. Het is dus mogelijk dat de volledige vindplaats als gevolg van moernering verstoord is. Tegenwoordig zijn de technieken in de archeologie echter verbeterd en kan het opsporen van vindplaatsen uit de Ijzertijd en/of Romeinse tijd met meer zekerheid uitgevoerd worden. De Universiteit Wageningen heeft in samenwerking met RAAP Archeologisch Adviesbureau (regio West), het Archeologisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam en het Instituut voor Geo- en Bioarcheologie van de Vrije Universiteit Amsterdam, een methode ontwikkeld die moernering van het veen opspoort. De techniek is een combinatie van magneto-meteronderzoek en gericht booronderzoek. De dikte van de veenlaag kan op deze manier in kaart worden gebracht en moerneringsputten worden zichtbaar. Aan de hand van de resultaten van een dergelijk onderzoek wordt duidelijk in hoeverre een mogelijke vindplaats verstoord is. Dit heeft op zijn beurt weer gevolgen voor het archeologische beleid. Onderzoek verdronken Rilland Op 9 april is een begin gemaakt met het opmeten en in kaart brengen van de resten van het in 1530/1532 verdronken 'Oud'-Rilland. Onderzoek van de fundamenten van een groot huis leerde dat wat aanvankelijk voor een beerput was aangezien, de aanzet was van een keldertje waarvan nog zeven lagen baksteen onder het slik aanwezig waren. De wanden ervan waren ooit aangestreken geweest. Er waren nog flinke resten van zichtbaar en er konden enkele treden van de trap naar de kelder worden bloot-gelegd. Helaas is gebleken dat er ook andersoortige belangstelling voor het fundament bestaat: het nog aanwezige muurwerk is op enkele plaatsen totaal vernield. Inmiddels is ook het haaks op de huidige zeedijk staande dijkrestant opgemeten. De lengte bedraagt ongeveer 110 meter en de breedte zo'n 22 meter. De dijk maakt een bocht in noordwestelijke richting. Langs de dijk zijn paaltjes met vlechtwerk zichtbaar. Vermoedelijk lag er een slootje langs de dijk en naar de stronken te oordelen, hebben er bomen gestaan. Op twee plaatsen aan de westzijde ligt veel baksteenpuin. Het kan zijn dat er een gebouwtje heeft gestaan en dat daar een opril was. Aan de westelijke zijde van de dijkzool zijn op verschillende plaatsen laagjes stro, takken en plakken veen te zien. De plakken veen liggen als spadensteken in de kleilaag aan de voet van de dijk. Ovale structuur De oostelijk van het huis liggende ovaalvormige structuur (een omheinde ruimte voor vee?) is opgemeten en getekend. Aan de westzijde zijn ongeveer om de 30 centimeter paaltjes van 4 centimeter middellijn en vlechtwerk en aan de oostzijde een dikke boomstronk waar-genomen. De afmeting bedraagt ongeveer 17 x 10 meter. Aan de zuidzijde van deze structuur ligt plat in het slik vlechtwerk van omstreeks 60 centimeter hoog met paaltjes van 2 centimeter doorsnede. Een rijtje boomstronken haaks op de dijk doet de aanwezigheid Eendracht maakt macht bij het bergen van de grote houten goot (foto Dicky de Kastelijn). Zeeuws Erfgoed 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2004 | | pagina 8