Verdronken dorpen in West-Zeeuws-Vlaanderen Een hommage aan Jan van Hinte Amateur-archeoloog en -historicus Stormvloeden en inundaties Verdronken nederzettingen: locatie onbekend Dorpsresten in het bodemarchief Profielwand in de Nieuwe Gro edse polder. Duidelijk zichtbaar is het de donkere laag van het middeleeuwse maaiveld (foto VNC-project). In het weiland is nog het reliëf te zien van de funderingsresten van de kerk van Sint-Nicolaas Sinds de start van het project Verdronken Dorpen, "geinundeert en wegh-gespoelt'in 2002 is er over dergelijke dorpen in West-Zeeuws-Vlaanderen een grote hoeveelheid oude kennis geëvalueerd, maar ook nieuwe informatie te voorschijn gekomen. De belangrijkste leverancier van nieuwe kennis is wel het bijna gelijktijdig gestarte wetenschappelijk onderzoeksproject van het Vlaams Nederlands Comité (VNC) 'Verdwenen Cultuurland schappen in het grensgebied van Vlaanderen en Nederland', een samenwerkingsverband tussen de Universiteit Gent en Wageningen Universiteit, waarin ook de SCEZ participeert. Bij de evaluatie van de oude gegevens, ook gebruikt in het VNC-project, bleek dat het merendeel daarvan afkomstig was van de amateur- archeoloog en -historicus Jan van Hinte uit Sint-Kruis (1896-1983), die vanaf 1950 tot het midden van de jaren zeventig van de twintigste eeuw in dit gebied onderzoek deed als correspondent van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Onderstaande geeft in het kort een beeld van de huidige kennis over dit onderwerp.2 [noot] 2 De tekst is een geactualiseerde samenvatting van een gedeelte van: Dierendonck, R.M. van, 2005 (in druk): 'Van Boterzande tot Wevelswaele. Archeologische gegevens van verdronken dorpen in West-Zeeuws-Vlaanderen', voor Waterstaatsgeschiedenis 14/2. Zoals bekend zijn de dorpen en steden meestal verdronken ten gevolge van stormvloeden. Enkele van die stormvloeden hebben grote schade onder de nederzettingen veroorzaakt zoals de stormvloed van 1375/1376, waarbij de Zuudzee ontstond en waarvan de huidige Braakman het laatste restant is. Ook de Sint- Elisabethsvloed van 1404 en de Allerheiligenvloed van 1570 maakten een einde aan het bestaan van stads- en dorpsgemeenschappen. Maar niet alleen stormvloeden waren de oorzaak. Ook de militaire inzet van inundaties heeft hun lot bezegeld, zoals die van 1583/1585, toen de eigen bevolking bezetting door de Spaanse troepen probeerde te voorkomen door het gebied onder water te zetten. Van deze en latere inundaties is medio augustus 2005 door medewerkers van het VNC-project de nalatenschap ontdekt bij grondwerkzaamheden voor de aanleg van een leiding in de Nieuwe Groedse polder, ten noorden van Schoondijke. In de twee meter diepe sleuven langs de provinciale weg Schoondijke-Breskens (Willemsweg) konden over een grote afstand goede profielen vrijgemaakt worden. Hierin werd bovenop het middeleeuwse schorrenopper vlak het inundatiepakket vastgesteld uit het einde van de zestiende tot het midden van de zeventiende eeuw met een dikte van één tot plaatselijk zelfs bijna anderhalve meter. Ook aan de Sasputsestraat aan de oostzijde van Schoondijke was dit eerder dit jaar geconstateerd in het talud van een nieuw gegraven sloot. Naar het noorden toe was het overstromingspakket steeds minder dik en kon een middeleeuwse ploegvoor worden onderscheiden. De sedimenten zijn afgezet vanuit een belangrijke geul, die door de latere bedijkingactiviteiten volledig werd beteugeld: eerst met de aanleg van de Krabbendijk (1613) en later met de realisatie van de Cornelia- en de Nieuwerhavense polder. Het binnendijkse grondgebied van West-Zeeuws- Vlaanderen herbergt resten van tenminste veertien kerkdorpen en stadjes. Voor de kust hebben op voormalige en verdwenen eilanden, in de huidige monding van de Westerschelde, nog eens zeven dorpen gelegen, te weten Oostende, Westende, Reimersdorpe, Waterdunen, Avenkerke, Schoneveld en Sint-Lambert-Wulpen [overzichtskaart nrs. 109 t/m 115]. Van deze laatste zijn noch archeologische resten, noch de exacte locatie bekend en is de verwachting dat deze gege vens wel nooit aan het licht zullen komen. Maar ook van een groot deel van de eerstgenoemde is de exacte locatie (nog) niet bekend. Dat geldt voor Wevelswaele, De Piet, Boterzande, Oostmanskerke en Schoneveld die al in 1375/1376 verdronken [overzichtskaart, resp. nrs. 90, 94, 95, 96, 100 en 114]. De kerk van Oostmanskerke heeft de stormvloed blijkbaar nog doorstaan en is pas in 1391 afgebroken. De stadjes Hughevliet en Oud-IJzendijke [overzichtskaart nrs. 97 en 99] verdwenen van de kaart in 1404 en Gaternesse [overzichtskaart nr. 98] vond in de Allerheiligenvloed van 1570 zijn einde. Van de overige acht verdronken dorpen tussen Braakman en Zwin weten we dat archeologische resten overgebleven zijn en volgt hieronder een kort overzicht. In zeven van de acht zijn ook werkelijk resten aangetoond door opgraving, proefonderzoek, veldkartering en boringen. Alleen van Vulendike of Oud-Schoondijke zijn de resten nog niet met zekerheid gelokaliseerd. Gericht historisch en archeo logisch onderzoek in dit verband is volop aan de gang in het kader van het VNC-project. Met uitzondering van het laatstgenoemde en Oostmanskapelle zijn de terreinen waarin archeologische resten zijn aangetroffen opgenomen op de Archeologische Monumenten Kaart van Zeeland, met de status 'Terrein van hoge archeologische waarde'. - y'

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2005 | | pagina 34