Ontpoldering en een verdronken dorp Nieuwe gegevens over moerneringscentrum Casu(w)ele en omgeving ARCHEOLOGIEerfgoededucatiegeschiedbeoefeningmonumentenwachtmonumentenzorgmuseastreektalen Casuwele op een kaart uit circa 1540 (bron: Rijksarchief Gent) Met het oog op een eventuele ontpoldering van delen van de Hedwige- en Prosperpolder bij Nieuw-Namen (Oost-Zeeuws-Vlaanderen) wordt voor het opstellen van het Milieu Effect Rapport ook aandacht besteed aan archeologische waarden. Een gelukkig toeval wilde, dat dr. H. Rottier uit Sint-Jansteen zich onlangs meldde bij de SCEZ met de mededeling dat hij uit eigen onderzoek uitvoerige informatie bezit over het verdronken dorp Casu(w)ele in het westelijk deel van de Hedwigepolder. Op verzoek van de SCEZ verstrekte de heer Rottier onderstaande gegevens. van Saeftinghe te reconstrueren zijn echter gering. Potentiële archeologische vindplaatsen zijn inmiddels ontoegankelijk door de getijdenwerking of grotendeels gewist door ononderbroken erosieve uitschuring. Gelukkig zijn in dit gebied nog enkele laatmiddeleeuwse bewoningskernen archeologisch te ontsluiten doordat ze gevrijwaard zijn van erosie en getijdenwerking. Dit geldt vooral voor het voormalige dorp Casuwele. De dorpskern ligt in de ondergrond van het westelijke deel van de in 1907 ingedijkte Hedwigepolder. Casuwele ontstond daar in de twaalfde eeuw op de rand van een noordoost gerichte pleistocene zandrug die zich puntvormig uitstrekt tot aan de dijk van het tegenwoordige Sieperdaschor. Deze zandrug bood destijds een draagkrachtige onder grond voor bebouwing en beschermde tegen hoge vloed. Casuwele vormde aanvankelijk de agrarische kern en marktplaats van de sinds de dertiende eeuw ingedijkte Veensche- en Casuweelsche Moerpolders. Vanaf de vijftiende eeuw ontwikkelde de plaats zich tot een van de belangrijkste moerneringscentra van Oost-Zeeuws- Vlaanderen en verkoopplaats voor turf. Voor de aan- en afvoer beschikte Casuwele over een aanleghaventje aan de waterweg, de 'Holekene', waarin ook een sluis was gebouwd voor de afvoer van overtollig water. De dorps kern grensde aan een dijk met daarin twee afsluitbare duikers. Vlakbij de dorpskern lagen ook twee dammen van respectievelijk circa 150 en 50 meter lang. Geologische restfragmenten van de vaarweg de Holekene zijn nog herkenbaar tussen de beboste stroken in de Hedwigepolder. Dijkhuizen Op de punt van de pleistocene zandrug, circa 800 meter noordelijk van de kerk van Casuwele, gedeeltelijk in de Hedwigepolder en het Sieperdaschor, lag het langgerekte gehucht Stampaert. Een zware dijk tussen Cheyns- en Casuweelsche Moerpolder scheidde beide woonkernen, maar via een april (op-/afrit) aan de oostzijde van deze polderdijk en een landweg was verkeer over land mogelijk. In het zuidelijke deel van de Hedwigepolder tekent zich langs de voormalige landweg wat verspreide bebouwing af, uitlopers van het gehucht Tervente, het oudste centrum voor moernering (veenwinning) in het gebied. De kern van deze nederzetting lag ter hoogte van de tegenwoordige Anthoniushoeve op Belgisch gebied. Op (infrarood-)luchtopnamen zijn in de ondergrond van de Hedwigepolder dijkrestanten te zien van het zuidelijke deel van de voormalige Cheyns- en Casuweelsche Moerpolder. Deze dijkrestanten hebben op zich weinig cultuurhistorische waarde. Van archeologisch belang is evenwel dat er op deze oude dijken tientallen dijkhuizen stonden, soms dicht bij elkaar. Dit is een opmerkelijk gegeven want in de omringende polders in het gebied van de Vier Ambachten en het Land van Beveren en zelfs in De buurtschap Stampaert op dezelfde kaart. Vruchtbaar landschap Vóór de stormvloeden en militaire inundaties in de zestiende eeuw bestond het gebied van Saeftinghe uit een vruchtbaar agrarisch landschap en moerneringsvelden binnen een tiental polders. Het omvatte een vijftal dorpen: Namen, Weele, Sint-Laureins, Stampaert en Casuwele, verspreid liggende hoeven, wegen, dijken en het kasteel van Saeftinghe. Zuidelijk, op tegenwoordig Belgisch gebied, lag het gehucht Tervente. De situering van de vergane nederzettingen en artefacten is door Rottier afgeleid uit de cartografische projectie van oude kaarten en vooral door onderzoek van (infrarood-)luchtopnamen. Kansen om in de toekomst nog bewoningsvormen uit het rijke verleden van het Land de hele Vlaamse kustvlakte was bebouwing op dijken niet toegestaan. Zeeuws ErfgOed 4 december 2006/04

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2006 | | pagina 4