Een luxe kaarsenmakers bakje uit Middelburg Middelburg, Lange Noordstraat: Vijftiende-eeuws hoog versierd kaarsenmakers bakje met de afbeelding van heAmuwenhoofd. Het vrijwel complete bakje van roodbakkend aardewerk is rijk versierd met reliëf, appliques en opgelegde strips van witte klei (afbeelding). Sommige details zijn aangezet door het gebruik van kleurglazuren. Behalve de onderzijde is het geheel bedekt met loodglazuur. Het centrum van de lange zijde heeft aan de ene kant een vrouwen- en aan de andere kant een mannenhoofd, in reliëf geboetseerd in de klei van het baksel. Het vrouwenhoofd heeft een hoofdtooi die we ook kennen van afbeeldingen van Jacoba van Beieren (1401-1436). Daarmee kunnen we het voorwerp dateren tot of rond 1450. Het woest uitziende mannenhoofd heeft zwartbruine (mangaan- glazuur) haren en een gespleten baard in dezelfde kleur. Deze hoofden zijn aan weerszijden begrensd door bomen, die geworteld zijn op de steunvoeten. De stammen zijn donker door het gebruik van mangaanglazuur, het bladerdak is groen door het gebruik van koperoxide- glazuur op witte klei. Het vlak van de brede zijden is verder gevuld met rozetvormige appliques van witte klei. Diagonaal tegenover elkaar zijn de bovenhoeken van het bakje ook voorzien van geboetseerde vrouwen- en mannenhoofden. De vrouwenhoofden zijn hier eenvoudiger uitgevoerd, zonder hoofdtooi. De rand van overeenkomsten vertoont met een gelijksoortig bakje uit het kasteel van West-Souburg dat ze beide door dezelfde pottenbakker gemaakt kunnen zijn. Vermoedelijk is het een Vlaams product, mogelijk uit Brugge. Het bakje van West-Souburg, waarvan slechts één hoek met een mannenkopje nog bewaard was, is dan - vrijwel zeker fout - gerestaureerd met mannenkopjes op alle hoeken. De vondst komt uit een beerput aan de Lange Noord straat te Middelburg, die in 1994 is aangetroffen bij de aanleg van een terras. De vinder is bij het leegruimen van de tonput geholpen door een onbekende schatgraver, die zich in de straat langs de deuren gaande aanbood om (illegaal) beerputten op te sporen en op te graven. Alle overige vondsten zijn door de 'assistent' meegenomen. Het kaarsenbakje bleef in bezit van de heer Ras omdat hij het te mooi vond om af te staan. Nu wil hij het graag voor tentoonstelling in bruikleen geven aan het Zeeuws Museum. De archeologische medewerkers van de SCEZ zijn benieuwd naar de totale vondstinhoud van de beerput. Wie meldt zich? Robert van Dierendonck, provinciaal archeoloog Tijdens de Open Dag van de Provincie Zeeland op 3 maart jl. meldde de heer L. Ras uit Middelburg de vondst van een zeldzaam voorwerp. Het betreft een zogenaamd kaarsenmakersbakje, een rechthoekig bakje op brede steunen. Zulke bakjes dienden vermoedelijk om kaarsen in te maken. Dit gebeurde door het herhaaldelijk dompelen van pitten van vlasvezel (vlaswieken) in gesmolten bijenwas die zich in het bakje bevond. het bakje tussen deze hoofden heeft kantelen. Aan beide korte zijden bevinden zich kleine handvatten in de vorm van niet nader te bestemmen dierenkoppen. Van deze vorm zijn maar enkele exemplaren in Nederland bekend. Enkele vergelijkbare bakjes in museum Boijmans van Beuningen zijn mogelijk ook afkomstig van Zeeuwse vindplaatsen. Opmerkelijk is dat het nieuwe bakje, zowel in vorm als versieringen en afmetingen, dermate grote Zeeuws Erfgoed 20 juni 2007/02 ARCHEOLOGIE

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2007 | | pagina 20