voor het voetlicht
Dit kanon van een
oorlogsschip
kwam na ruim vier eeuwen
boven water bij Ritthem
(foto
Het zuidelijk uiteinde van de vindplaats bestaat uit een
deel van de constructie met het zaathout, dat twee meter
uit het talud steekt en volkomen onderslepen is. Een
duiker kan zich hieronder laten zakken tot een meter of
dertig. Het (voor)schip is hier al in de diepte gestort.
Tussen de ballaststenen vonden de onderzoekers sporen
van binnenbetimmering, een slietenvloer (verhoogde
laadvloer) en 'kattesporen' (extra dwarsverbanden). Dit
laatste kan wijzen op een aanpassing van handelsschip
naar oorlogsschip, hetgeen in die tijd gebruikelijk was.
Kanonnen
De kanonnen vormen de belangrijkste vondstcategorie.
De (tenminste) vier door sportduikers opgedoken
exemplaren verschillen in constructie, maar kunnen
alle als zestiende-eeuws worden gedateerd. Omdat de
kanonnen essentieel zijn voor datering en functie van
het schip, nam het duikteam alle drie in situ aangetroffen
exemplaren mee.
Door hun lange verblijf op de zeebodem zijn ze niet direct
herkenbaar: er zit een harde concretie van zand, schelpen
en ijzerdeeltjes omheen en de chemische structuur van het
ijzer is veranderd. Voor conservering, studie en expositie
moet die concretie eraf, liefst zo nauwkeurig mogelijk op
het niveau van het oorspronkelijke oppervlak. Er werd
besloten tot röntgenonderzoek, om de constructiewijze en
het oorspronkelijk oppervlak in beeld brengen. De eerste
fotoanalyses tonen dat behalve smeedijzeren en bronzen
ook gietijzeren kanonnen aan boord waren. Intussen is
nóg een kanon achterhaald.
Bron: Arent Vos, Onverwacht oud wrak in Westers
Archeobrief11 (2007) 2, 2-4.
afkomstig van het middendeel van het schip. Voor- en
achterschip ontbraken. Rondom werd de zeebodem
afgezocht, maar ook de boorden bleken verdwenen. Het
teruggevonden fragment bleef alleen gespaard omdat het
beschermd was door de zware ballaststenen.
In september 2006 voerde het archeologisch duikteam
van RACM-Lelystad gedurende drie weken een
'waardestellende verkenning' uit op een scheepswrak
in de Westerschelde bij Ritthem. Het bleek een
onverwacht oud vondstcomplex van hoge
wetenschappelijke waarde: het voor Nederland oudste
teruggevonden oorlogsschip. Jaarringenonderzoek
heeft uitgewezen dat het schip omstreeks 1555-1560
in de vaart is gekomen en vermoedelijk functioneerde
rond het begin van de Tachtigjarige Oorlog, toen er
in deze wateren veel strijd is gevoerd.
Aanleiding voor het onderzoek was een melding van
sportduikers over een concentratie stenen, waarin een
scheepsconstructie lag. De resten zouden direct op de
rand van een diepe stroomgeul liggen. De sportduikers
toonden twee ter plaatse geborgen smeedijzeren kanonnen
van zestiende-eeuwse constructie. Later vernamen de
onderzoekers dat er nog eens twee (inmiddels verkochte)
kanonnen waren geborgen. Uit foto's en tekeningen bleek,
dat één een teken van het Bourgondische huis droeg: een
vuurslag. Hertogen van Bourgondië waren in de vijftiende
eeuw graaf van zowel Vlaanderen, Zeeland als Holland.
Bourgondiërs waren, als heren van Veere, ook de vroegste
admiralen van onze Lage Landen in de periode 1491
1558. De gedachten gingen daarom uit naar een vroeg,
mogelijk Zeeuws oorlogsschip.
Steil de diepte in
De wrakbult bleek te liggen op een 21 meter diep plateau
in druk vaarwater. Direct zuid ervan gaat het steil de
diepte in en binnen 50 meter afstand ligt de bodem op
40 meter onder NAP. Het archeologisch duikteam trof op
de locatie een noordnoordwest-zuidzuidoost georiënteerde
bult ballaststenen van circa 20 bij 12 meter aan. In de
bult bevond zich een fragment (18 bij 9 meter) van de
scheepsbodem met kiel en zaathout (binnenkiel). Langs
de oostrand bleek het fragment compleet tot en met de
kim (overgang van bodem naar boord). Het stuk is
Zeeuws Erfgoed 13 september 2007/03