Booronderzoek van Hof Kranensteyn, Oostkapelle. Voedselresten en dateringen ritueel depot Grijpskerke, Kievitshoekweg Bij de uitwerking van het aardewerk van deze site (zie vorige afleveringen van Zeeuws Erfgoed) bleken op vele scherven verbrande en aangekoekte resten aanwezig. Onderzoek aan dertien monsters toonde aan dat tien aankoeksels aan de binnenkant van de potten voedsel- resten zijn. Ze bevatten dierlijke en plantaardige vetten, dus er werd zowel vlees als plantaardig materiaal in de potten gekookt. Het vetpatroon in de monsters vertoont een gelijkaardig beeld, hetgeen op steeds dezelfde manier van bereiden en koken duidt. Ook zijn radioactieve koolstofdateringen uitgevoerd aan een voedselrest en vier andere monsters: dierlijk bot en een fragment touw. Vier monsters geven duidelijke dateringen tussen 200 en 150 voor Chr. Dit zijn de eerste absolute dateringen uit de late ijzertijd in Zeeland. Een vijfde datering van een schapenbot valt ouder uit (derde eeuw voor Chr.), maar in dat monster zijn ook andere gemeten waarden afwijkend. Een verklaring voor deze afwijkingen is er nog niet. Op grond van de overige monsters is vrijwel zeker dat de rituele depositie van Grijpskerke in de eerste helft van de tweede eeuw voor Chr. plaatsvond. Booronderzoek Hof Kranensteyn, Oostkapelle Begin augustus voerde de WAD booronderzoek uit naar het grachtensysteem rond de voormalige achttiende- eeuwse buitenplaats Kranensteyn bij Oostkapelle, in het kader van het project Verborgen Buitens van Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ). Volgens historisch kaartmateriaal was er in 1680 al sprake van een 'Hofstede, de Crane Hofste'. Kranensteyn was in die tijd al geen kleine boerderij meer, maar een buiten met een zekere status. Dit wordt bevestigd door een prent in de kroniek van Smallegange uit 1696, met Kranensteyn als prachtig landgoed met grachten, tuinen en bomen lanen. Kranensteyn verviel begin negentiende eeuw tot gewoon boerenbedrijf. De gracht bleef volgens de kadasterkaart van 1820 goed zichtbaar; in de loop van de negentiende eeuw raakte met name het westelijk deel (al dan niet intentioneel) opgevuld. Het oostelijk deel bleef zichtbaar tot de Tweede Wereldoorlog. Hierna verdween het, mede door de inundatie van 1944, uit het zicht. De gebouwen zijn in de negentiende/ twintigste eeuw deels gesloopt, verbouwd of vervallen. De oorspronkelijke tuinen verdwenen onder gras- en akkerland. In totaal is een veertigtal boringen haaks op het vermoedelijke grachttracé gezet. Het algemene verloop op de kaart van 1820 lijkt redelijk te kloppen. De oudere achttiende-eeuwse gracht is lokaal vastgesteld. De negen- tiende-eeuwse gracht heeft een U-vormig tracé met vermoedelijk vrij rechte hoeken en een gemiddelde breedte van 8 meter. Het grachtprofiel lijkt vrij steil. Het diepste punt van de oorspronkelijke gracht bevindt zich op circa twee meter onder het huidige maaiveld. Het totale omsloten areaal beslaat circa 5.500 m2. In samenwerking met de SLZ, de tuinarchitect en de eigenaar wordt gekeken hoe de gracht weer gevisualiseerd kan worden. Kranensteyn op de Hattingakaart, 1750. Westkapelse watergang Tijdens het verbreden van de Westkapelse watergang kwamen op 28 september langs de Kloosterweg bij Aagtekerke restanten van een oude weg tevoorschijn. Deze dateert gezien oude kaarten uit de achttiende eeuw, mogelijk eerder. Tuimelaar van een kruisboog, gevonden langs de Westkapelse watergang. Zeeuws Erfgoed 5 december 2009/04 ARCHEOLOGIE

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2009 | | pagina 5