De verdiepte opgravingsput tussen de wanden van twee houten huizen (foto ArcheoMedia/WAD). Vondstmeldingen en archeologisch spreekuur Melding van archeologische vondsten dient te geschieden bij de SCEZ. Het materiaal wordt wanneer nodig geregistreerd en gedocumenteerd, maar blijft altijd in het bezit van de melder, tenzij deze het zelf wil afstaan. Uw melding van vondst(en) of waarneming(en) kan ook schriftelijk of telefonisch geschieden bij: SCEZ Postbus 49 4330 AA Middelburg T 0118-670870 E jjongepier@scez nl Daarnaast houdt de SCEZ op elke eerste dinsdagmiddag van de maand een archeologisch spreekuur. U kunt het spreekuur in locatie De Burg Groenmarkt 13 te Middelburg bezoeken om voorwerpen te laten determineren (geldwaarde wordt niet getaxeerd), vondst meldingen te doen, of allerlei vragen op het gebied van de Zeeuwse archeologie voor te leggen. De eerstvolgende archeologische spreekuren vinden plaats op de dinsdagmiddagen 4 september, 2 oktober, 6 november en 4 december van 15.30 tot 16.30 uur. Bijzondere houten huizen Opzienbarend waren resten van enkele houten huizen die hoogstwaarschijnlijk uit de twaalfde eeuw dateren, de laatste bewoningsfase van de ringwalburg. De huizen meten circa 12,5 m x 5,5 meter en zijn opgetrokken uit zware houten palen met daartussen planken. De bouw wijze verschilt per huis met verticale of horizontale wand- planken. Minstens drie huizen lijken vlak tegen elkaar te zijn geplaatst langs de straat. Opvallend: in de Domburgse ringwalburg leek de bebouwing meer te bestaan uit vrijstaande woningen op een klein erf. In Souburg stonden de huizen al dichter op elkaar. De gesloten bebouwing van Middelburg kan al duiden op grotere bevolkingsdruk. De ligging van de voormalige straat bleek uit een houten drempel aan de korte zijde van een van de huizen. Vloerniveau van het middelste houten huis, met haard en drempel (foto ArcheoMedia/WAD). De huizen hebben een driedeling met twee binnen ruimten en een soort achterplaatsje. Op dit achterterrein lag veel botmateriaal (slacht- en keukenafval), mogelijk waren er ook ambachtelijke activiteiten. Eén huis bevatte drie haardplaatsen. Behalve herstel was er nieuwbouw. Ophogingspakketten binnen de woningen wijzen op een nieuw loopniveau en het bouwen van een nieuw huis op dezelfde plaats. Binnen één kavel lagen resten van twee huizen boven elkaar. Het totale pakket van menselijke ophogingslagen bleek ten opzichte van het straatniveau circa 4,80 meter dik. Dendrochronologisch onderzoek moet de afzonderlijke huizen preciezer dateren. Opmerkelijk is ook de vondst van een fragment van een walviswervel. Deze zijn in elke ringwalburg teruggevonden en mogelijk afkomstig van gestrande dieren. Soms dienden ze als hakblok. De Walcheren teruggevonden? Op 9 en 10 juli is nader onderzoek uitgevoerd naar de locatie van het Zeeuwse admiraliteitsschip de Walcheren. In 1689 kwam dit bij Vlissingen dramatisch aan zijn einde. Na deelname aan de 'Glorious Revolution' van Willem III (invasie van Engeland) voer het schip onder leiding van Cornelis Evertsen de Jongste, bijgenaamd Keesje de Duivel, te dicht op de kust, daarheen gelokt door honderden juichende Vlissingers. Het schip liep op het westerhoofd van de oude Koopmanshaven en zonk verderop. Jarenlang was de locatie onderwerp van onderzoek door vooral maritiem historicus Doeke Roos en de Stichting tot het Behoud van Onderwaterschatten Zeeland (STIBOZ). Dit en recenter magnetometer- en sonaronderzoek suggereren een locatie vóór de voormalige ingang van de Nieuwe Haven, ongeveer ter hoogte van de Oranjemolen. Op initiatief van STIBOZ verzocht de Provincie Zeeland de Koninklijke Marine te participeren in verder onderzoek. De locatie met sterke stromingen, vlak naast de drukke vaargeul, is te gevaarlijk voor amateurduikers; voor de Defensie Duikgroep van de marine echter een prima training. Naast de duikgroep van de marine waren leden van STIBOZ, en archeologen van de WAD en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) aan boord. De duikers onderzochten locaties op, vastgesteld tijdens eerdere onderzoeken. Met een Navigator voorzien van sonar-, video- en fotoapparatuur onderzochten zij deze van dichtbij. Een gespecialiseerd team onderzocht grotere zones met de Remus, een programmeerbare torpedo achtige sonde voor sonaropnames. De analyse van de sonarbeelden leidde tot nieuwe locaties die de duikers vervolgens onderzochten. Vondsten Op enkele van deze locaties verwachtte men balken of andere wrakdelen, die echter niet zijn gevonden. Wél een gemetseld muurtje, mogelijk een kombuis- of bakovenonderdeel van een schip. Enkele stenen ervan zijn voor nader onderzoek geborgen. Ook vond men een houten deel dat op een as van een wagenwiel lijkt, een houten staakfragment en een houten balk met verschillende uitsparingen en inkepingen, en enkele metalen pennen. Het gaat zeker om een stuk scheepshout. Dendrochronologisch onderzoek heeft tot dusver geen uitsluitsel opgeleverd over een relatie met de Walcheren. De volgende vraag: is nader onderzoek naar de Walcheren mogelijk en wenselijk? De leden van de duikgroep van de marine willen in principe graag weer meewerken. Aangetroffen scheepshout - van de Walcheren(foto WAD). Onderzoek textielvondsten Middelburg 1992/93 Dr. Hanna Zimmerman onderzocht textielfragmenten uit Middelburg, gevonden in 1992/93 bij archeologische opgravingen aan de Kousteensedijk. Ze komen uit een zestiende-eeuws afvalpakket. Mevrouw J.A. Zimmerman promoveerde op zestiende-eeuws textiel uit Groningen (Textiel in context, 2007) en was daarom ook geïnteresseerd in de Midddelburgse vondsten. Dit zijn zeven weefsels van wol en één van zijde: beide dierlijke vezels die uit eiwitten bestaan. Linnen en katoen vergaan als plantaardige vezels sneller dan dierlijke, en worden maar zelden aangetroffen. Zestiende-eeuwse textielresten uit opgravingen zijn merendeels geweven in linnenbinding. Bij de Groningse opgraving waren dit meer dan tweeduizend fragmenten, waarvan de meeste van het voor kleding geschikte middelfijn weefsel, terwijl slechts negen procent van de vondsten uit wollen satijn bestond. De Middelburgse vondsten bevatten vier verschillende kledingstoffen, waar van slechts één weefsel in linnenbinding en drie in satijn! De aantallen zijn te klein voor definitieve uitspraken, maar deze verhouding kan bevestigen dat Middelburgers zich in de zestiende eeuw de weelde konden permitteren van mooie kleding, vervaardigd van kostbaar satijn. Dank voor uw medewerking! Zeeuws Erfgoed 20 september 2012/03 ARCHEOLOGIE

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2012 | | pagina 20