Schouwen-Duiveland Tholen Wrak landingsvaartuig belicht Wrakduikstichting de Roompot (WDSR) bestaat tien jaar. Mede vanwege dit feit heeft de stichting een publicatie uitgebracht over het wrak van het Duitse landingsvaartuig de MFP 920 DM in het westelijk deel van het Veerse Meer. Dit wrak uit de Tweede Wereldoorlog wordt waarschijn lijk dit jaar geruimd, hetgeen de WDSR betreurt. Wrakduikstichting de Roompot (WDSR) bestaat uit een duikteam van twaalf actieve en officieel opgeleide duikers en enkele niet duikende donateurs. De WDSR wil zoveel mogelijk informatie over wrakken in de Zeeuwse delta beschikbaar stellen voor het publiek en waar mogelijk de historische context toelichten. Hiermee hoopt zij meer belangstelling te wekken voor de Nederlandse maritieme geschiedenis. De stichting beschikt over het onderzoeksschip 'Karin Rose', over een gespecialiseerd duikteam en moderne apparatuur en middelen. Nieuw of herontdekte wrakken worden gemeld aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Daarnaast monitort de WDSR bestaande archeologische sites. De MFP 920 DM is een zogeheten Marinefahrpram, een landingsvaartuig oorspronkelijk ontwikkeld voor operatie Seelöwe, de Duitse invasie van Groot-Brittannië. Deze MFP was speciaal ingericht voor het leggen van mijnen. Het schip liep in 1944 echter zelf op een mijn; op 12 juni 1944 werd het versleept naar scheepswerf De Schelde in Vlissingen via het toenmalige Veersche Gat, kapseisde en zonk. De publicatie MFP 920 DM "Wie een kuil graaft...." beschrijft onder andere ook de verschillende typen Duitse landingsvaartuigen en hun doel. Het rapport is geschreven door Barend de Lange met als coauteurs Fred Groen en Wouter Kleijpoel. Het is te downloaden van de website van de stichting: www.wdsr.nl. Een dijbeen uit Scaltheim? Op 6 juni meldde mevrouw M. van Hoogstraten uit Nijmegen een linker menselijk dijbeen, afkomstig van het strand bij Renesse. Het kan van een drenkeling afkomstig zijn, maar ook van een laatprehistorische mens (bijvoorbeeld uit de bronstijd/ijzertijd, ruwweg 2.000-0 voor Chr.), die op een strandwal voor de huidige kust leefde. Het kan hier eveneens terecht zijn gekomen door zandsuppletie. Gezien de vermoedelijk middeleeuwse datering - het bot was niet gefossiliseerd, maar zag er ook niet recent uit - is het óók mogelijk afkomstig van de meer zuidwestelijk gelokaliseerde, verdronken vroegmiddeleeuwse handelsnederzetting Scaltheim. Menselijk dijbeen, afkomstig van het strand bij Renesse. Vroegindustriële vondsten Sint-Annaland In opdracht van de gemeente Tholen vond vorig jaar een archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven plaats in het havengebied van Sint-Annaland. Voor het te ontwikkelen deelgebied bij Havenplein/ Klippelstraat gold een archeologische verwachting van resten van middeleeuwse en latere bewoning en infrastructurele werken in verband met de voormalige haven. Het oudste deel van Sint-Annaland ontstond na de bedijking van 1476 direct achter de zeedijk bij het sluitgat van de geul Winkeleé, aan het tegenwoordige Havenplein. Buitendijks werd de haven aangelegd. In de Gouden Eeuw beleefde Sint-Annaland een bloei periode van handel en overslag voor de lokale voedsel- en textielproduc- tie. Overstromingen leidden tot herdijkingen en dijkversterkingen. Wegens de bedijking van de Suzannapolder in 1670 direct ten westen van het plangebied werd in het verlengde van de haven een toegangsgeul aangelegd. In de dijk (onderdeel van het onderzoeksgebied) kwam een duikersluis voor ontwatering; deze is zichtbaar op de kaart van Smallegange uit 1696. Langs de dijk moet de eerste bewoning in het plangebied zijn ontstaan. Door inundaties in de Tweede Wereldoorlog en de watersnoodrampen van 1906 en 1953 zijn de bebouwing en structuren zwaar beschadigd. Negentiende-eeuwse arbeidershuisjes met de achtertuin aan de polderzijde zijn als gevolg van deze vernielingen gesloopt. In 1959 is de oude haven gedempt en ontstond het huidige Havenplein ten oosten van het onderzoeksgebied. Sporenvondsten Het onderzoek bestond uit vijf proefsleuven, waarin twee vlakken zijn aangelegd. Het algemene beeld was een pakket van ophogingslagen met puinresten en aardewerkfragmenten met daaronder afzettingen van de Krabbenkreek. Tijdens het onderzoek zijn restanten van de arbeiders huisjes aangetroffen met daarlangs een sloot, gevuld met materiaal uit de periode zeventiende/twintigste eeuw. Bij de huisjes hoorden twee waterputten, drie beertonnen en vermoedelijk een beschoeide afvalkuil gedocumenteerd. De verwachte sluis met inlaatduiker is ook aangetroffen. Deze bestond uit een machinaal vervaardigde bakstenen structuur, met hierop aansluitende zandige baan waarbinnen houten palen. Vermoedelijk heeft de sluis een voorganger gekend, waarvan geen sporen zijn teruggevonden. Het vondstmateriaal is merendeels aardewerk uit de achttiende tot vroege twintigste eeuw. Enkele aardewerkscherven dateren nog uit de zestiende en zeventiende eeuw. De vondsten vormen een mooie illustratie van de tijd waarin Nederland geleidelijk ontwikkelde van een pre-industriële naar een industriële samenleving. De bewoners van het havengebied gebruikten rond 1800 nog traditioneel loodglazuuraarde- werk uit Duitse productie-regio's en Delft. Opvallend is onder meer een fragment van een Delfts bord met een zogenaamde kapucijner decoratie, afgeleid van het Aziatisch porselein. Het geheel ontbreken van Aziatisch porselein is een aanwijzing dat de bewoners een geringe welstand genoten. Pas onder het twintigste-eeuwse keramiek bevindt zich een Japans porseleinen schoteltje. De pijpaarden pijpenkoppen dateren uit circa 1700-1800 en zijn vooral afkomstig uit de productiecentra Schoonhoven en Gorcum. Van de meer luxe Goudse pijpen is slechts één restant teruggevonden. Een plastic bellenblaaspijpje uit de jaren dertig van de twintigste eeuw wijst op de aanwezigheid van kinderen, evenals een deel van een bordje van een kinderserviesje. Conclusies Het vondstmateriaal illustreert een tijd van grote verandering. De nieuwe tijd van industrieel vervaardigde producten was aangebroken en dat had ook invloed op de samenleving in Sint-Annaland. Op basis van de onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat de bewoners van de arbeidershuisjes deelnamen aan de modernisering, maar wel in hun eigen tempo. Zeeuws ErfgOed 6 september 2013/03 ARCHEOLOGIE

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2013 | | pagina 6