Zoete kersen en speciale zure pruimen
uit Romeins Aardenburg
Vondst voor het voetlicht
De Romeinse vruchtenpitten en notenschalen uit de opgevulde laagte of ven
ten zuiden van de Zuidpoortstraat in Aardenburg. Op de bovenste rij de
kriekenpitten en daaronder de pit-ten van zoete kers. Onderaan links het
fragment walnootschaal, rechts daarnaast de hazelnootschalen.
Bij het onderzoek voor het onlangs afgeronde Odyssee-project
Romeins Aardenburg is ook gezocht naar gegevens over gevonden
zaden en vruchten. Onder de weinige data trok de vermelding van
kersen- en pruimenpitten en fragmenten van hazel- en walnootschalen
in een in 2010 verschenen rapport van SOB Research de aandacht.
Het materiaal werd gevonden bij het wassen en zeven van de inhoud
van een opgevulde laagte of ven, opgegraven ten zuiden van de
Zuidpoortstraat. De pitten en schillen zijn onderzocht door dr.
Otto Brinkkemper van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
De vruchten- en notenresten bestaan uit zeven pitten van zoete kers
(Prunus avium), vijf van kroosjespruim (Prunus domestica subsp. insititia),
twee hazelnootschalen (Corylus avellana) en een fragment van een wal
nootschaal (Juglans regia).
Een van de bestudeerde kriekenpitten uit Romeins Aardenburg.
De lengte van de pit is 12 millimeter (foto 's RCE).
Net als haver is de kriek pas in de tweede helft van augustus of begin
september rijp en oogstbaar. In Frankrijk komen krieken ook tegen
woordig nog relatief veel voor onder de naam St. Julien. De vruchten van
krieken zijn blauw berijpt en hebben een lengte van circa 2 centimeter.
De smaak is afhankelijk van de hoeveelheid zon van het betreffende jaar,
maar is voor onze begrippen zuur tot zeer zuur, soms zelfs samentrekkend
zuur. Ze hebben stevig vruchtvlees dat niet van de pit loslaat. Ze laten
zich heel goed drogen, zelfs aan de boom als ze niet geplukt worden, en
zijn opmerkelijk ongevoelig voor rotten en smetten. In Romeins Duitsland
behoren de meeste pruimenpitten tot Kriechen en zijn vooral in militaire
nederzettingen gevonden. In Romeins Nederland zijn de pruimenpitten
(24 vondsten) van de 19 vindplaatsen allemaal van de ondersoort
kroosjespruim en niet nader onderscheiden op variant. De Aardenburgse
pruimenpitten zijn dus de eerste die als kriekenpitten zijn herkend.
Zoete kers komt in Nederland voor het eerst voor in de Romeinse tijd.
Romeinse kersenpitten zijn negentien keer op negen verschillende
vindplaatsen in ons land aangetroffen, alle ten zuiden van de Limes,
de noordelijke grens van het Romeinse Rijk langs de Rijn. In elf monsters
zijn de resten als zoete kers gedetermineerd, de overige als zoete/zure kers.
Aangezien zure kers in ons land pas voorkomt vanaf de (late)
middeleeuwen, moet het ook in deze laatste gevallen om zoete kers gaan.
Eerder onderzoek in Aardenburg, in de Romeinse 'industrie'-zone op
de vindplaats Hof Buize II langs de Beekmanstraat, heeft ook pitten
van zoete kers opgeleverd uit een waterput en een kuil.
In het geval van de pruimenpitten gaat het om een variant van de nu
in Nederland vrij onbekende ondersoort kroosjespruim. Deze worden in
Duitsland Kriechen of Haferpflaumen genoemd (Prunus domestica subsp.
insititia var. juliana). In Nederland zijn ze bekend als krieken (niet te
verwarren met de Vlaamse betekenis van kriek als zoete(!) kers) of
haverpruimen, dat laatste naar het late tijdstip van rijping van de vrucht.
Walnoten zijn ook door de Romeinen in ons land geïntroduceerd en
pollenonderzoek heeft de aanplant van walnootbomen in die periode
aangetoond. Ook hier liggen bijna alle 24 vindplaatsen (40 vondsten),
waaronder weer Aardenburg-Hof Buize II, ten zuiden van de Limes.
Hazelaren daarentegen behoren tot de inheemse boomsoorten. Planten
en hazelnoten werden al vanaf de vroeg prehistorie in het wild verzameld.
Omdat er twijfel bestond over de datering van de vondstcontext van
de pitten en schalen en omdat een van de kersenpitten nogal groot was
(zie afbeelding), en daarmee mogelijk middeleeuws, is besloten die pit
te gebruiken voor een AMS l4C-datering. De kosten hiervan zijn gedeeld
door de SCEZ en de RCE en het resultaat mag er zijn. De eerste
natuurwetenschappelijke datering van Aardenburg is inderdaad van
Romeinse ouderdom: de kersenpit is te dateren tussen 135 en 215 na Chr.
Otto Brinkkemper (RCE)
en Robert van Dierendonck (SCEZ)
Zeeuws ErfgOed 7 september 2013/03 ARCHEOLOGIE