Zeeuwse sporen overzee: Cochin
Cochin was het belangrijkste Nederlandse bezit in India. De stad aan de Malabarkust was eeuwenlang
het centrum van specerijenhandel, een handel die zelfs terugvoert tot de Romeinse tijd.
Maar de stad telt ook Zeeuwse sporen en er zijn zelfs Indiase sporen in Middelburg.
Zeeuws Erfgoed 1 4 iuni 2014 I 02
Als zeevarend gewest heeft Zeeland veel sporen achter
gelaten in de wereld. Geen wonder dat Zeeuwen ook actief
waren in een van de belangrijkste handelsgebieden ter
wereld: de Malabarkust van India. Al in de antieke oudheid
werd daar handel gedreven door Chinezen, Arabieren en
Romeinen. De rijkdom aan specerijen als peper en kaneel
in het vruchtbare achterland werkte als een magneet op
veel landen en volken. Met de komst van apostel Thomas
in het jaar 52 na Christus werd ook het christendom
gei'ntroduceerd, vele eeuwen voor het in Europa voet
aan de grond kreeg. De joodse aanwezigheid gaat terug tot
de val van de tweede tempel 2.500 jaar geleden en
ook de islam is direct na het ontstaan op het Arabische
schiereiland in de zevende eeuw naar de Malabar in India
meegevoerd.
De Portugese ontdekkingsreiziger Vasco da Gama zette
in 1498 als een van de eerste Europeanen voet aan wal
en koloniseerde het gebied voor Portugal. Hij doorbrak
daarmee het handelsmonopolie van de Arabieren en legde
de basis voor het Portugese wereldrijk. De rijkdommen
van het gebied trokken ook andere Europese landen aan.
In 1661 wist de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)
het fort van Cochin te veroveren. Vervolgens zou de stad
tot 1795 Nederlands blijven. Zeeland had als tweede Kamer
van de VOC een voornaam aandeel in de koloniale
betrekkingen met Cochin. De stad had tussen 1770 en 1781
zelfs een Middelburgse bestuurder, commandeur Moens,
die verantwoordelijk was voor herstelwerkzaamheden aan
het fort. In 1795 kwam het in bezit van de Britten die het
de laatste honderdvijftig jaar, tot aan de onafhankelijkheid
van India in 1947, in bezit hielden.
In de Nederlandse tijd werd Fort Cochin verkleind,
waarbij de zeven bastions werden vernoemd naar de
Zeven Provinciën. Van deze bastions zijn alleen de resten
van bastion Zeeland nog zichtbaar onder het Bisschops
huis. Ook werden door de Nederlanders alle kerken
gesloopt, op de Sint-Franciscuskerk na, die voor de
protestantse eredienst werd ingezet. Bestaande huizen
van de Portugezen werden verbouwd, maar daarnaast
kwam er ook veel nieuwbouw. Deze huizen hadden
kenmerkende ramen met luiken en waren goed aangepast
aan het lokale tropische klimaat. Daarnaast bezaten veel
huizen een heuse klap- of kletsbank, waar buren elkaar
konden treffen en de bewoners vanaf de namiddag, als
de zon ging liggen en de zaken waren gedaan, het leven
in de slaperige stad konden observeren. De vele bomen
die ook tegenwoordig nog in het fort staan waren
eveneens een Nederlandse toevoeging.
De daadwerkelijke handel werd vooral uitgevoerd in
Matancherry, de bij het fort gelegen autochtone handels
stad. Hier verbleef ook de radja (koninklijk of prinselijk
heerser) van Cochin, in Matancherry Palace. Dit gebouw
werd later ook wel het Dutch Palace genoemd, omdat de
Nederlanders het voor hem verbouwden. In Matancherry
woonde eveneens de machtige en invloedrijke joodse
gemeenschap, die vandaag de dag bijna is uitgestorven en
nog maar vijftig leden telt. In dit stadsdeel staan tevens
nog diverse huizen die naar de Nederlandse tijd verwijzen.
Omgekeerd zijn er ook 'Indiase invloeden' aan te wijzen
in Zeeland. Naast de algemene VOC-overblijfselen in
Middelburg (oude pakhuizen, woning opper-equipage-
meester) zijn er nog enkele specifieke dingen die aan
de band met India herinneren. In de meest algemene zin
de beschikbaarheid en vanzelfsprekendheid van specerijen
als peper. Peper was toentertijd een letterlijk peperduur
handelsgoed en tevens de raison d'etre van de
Nederlanders aan de Malabarkust. Cochin was vanwege
dit Nederlandse handelsmonopolie na Batavia en Colombo
de derde VOC-stad. De huisnamen in Middelburg kunnen
bijvoorbeeld een verwijzing zijn naar plekken waarmee
men handel dreef. Hoewel er geen huis Cochin of Malabar
(meer?) is, is er nog wel een huis dat 'De Cust van
Coromandel' heet, genoemd naar het zuidelijk deel van
de oostkust van India (Singelstraat 31). Ook het pand
genaamd 'De Oliphant' (Kinderdijk 84) doet een link
met India vermoeden, aangezien de olifant het meest
prestigieuze lastdier in en statussymbool van dat land is.
Een bijzonder en tastbaar stukje India werd enige tijd
geleden ontdekt door cultureel antropoloog Bouke van
der Pol. Het betreft een schilderij in de collectie van het
Zeeuws Museum, een klein portret van Ezechiël Rabby,
een vooraanstaande jood uit Cochin. Dit portret werd
door de eerdergenoemde Zeeuwse commandeur Moens
opgestuurd naar het Zeeuws Genootschap om hen te
informeren over de joden in Cochin. Rabby was voor
de VOC onmisbaar als tolk in de gesprekken met de radja
van Cochin. Bouke van der Pol heeft in 2009 een kopie
meegenomen naar Cochin, waar het nu ook in de Pardesi
Synagoge in Matancherry hangt.