Zielenheil voor zeegasten en zonzoekers Het project 'Kerk, Krimp en Kans. Impuls voor West-Zeeuws-Vlaanderen' omvat onder andere een waardestellend onderzoek naar alle kerken die gebouwd zijn in de periode van de wederopbouw (1940-1970). De reden is dat deze kerken niet stelselmatig gei'nventariseerd zijn en veelal geen enkele bescherming genieten. Dit artikel gaat in op één bijzonder aspect van dit waardestellende onderzoek: de toeristenkerken, een voor Zeeland bijzonder en een voor Nederland uniek fenomeen. Hoewel 'Kerk, Krimp en Kans' betrekking heeft op de krimpregio West-Zeeuws-Vlaanderen, heeft de SCEZ er voor gekozen om alle wederopbouwkerken in Zeeland te inventariseren. Een breed provinciaal kader maakt het immers makkelijker om de vele wederopbouwkerken in dit gebied op de juiste waarde te schatten en een verantwoorde afweging te maken. De bouw van toeristen kerken, ook wel strandkerken genoemd, blijkt een speciale karakteristiek voor deze periode. Alle andere resultaten van dit onderzoek zijn binnenkort op de site van de SCEZ te raadplegen (www.scez.nl/kerkkrimpenkans). De notie dat zeelucht een (verondersteld) heilzaam effect heeft op lichaam en geest bestond al enige tijd. Zeker vanaf de achttiende eeuw ontstond er in Europa een badcultuur die voornamelijk werd genoten onder de adel en hogere klassen. In Zeeland werd Domburg in de negentiende eeuw het epicentrum van deze vroege vorm van strandtoerisme. In 1837 werd in Domburg, mede met steun van koning Willem I, het eerste eenvoudige badhuis gebouwd. Dit legde de basis voor Domburg als badplaats en voor het toerisme in Zeeland. Twee ontwikkelingen zouden nadien een flinke impuls geven aan het toerisme: de komst van de spoorlijn naar Vlissingen in 1872 - wat de bereik baarheid van Walcheren sterk verbeterde - en de vestiging in 1887 van de bekende Amsterdamse kuurarts J.G. Mezger in Domburg. Mezger behandelde adellijke en vorstelijke patiënten uit heel Europa en in hun kielzog kwamen ook de gegoede burgerij uit Holland en industriëlen uit Duitsland naar de Zeeuwse kust. Overigens niet veel later gevolgd door kunstenaars (waaronder Jan Toorop en Piet Mondriaan). Hierdoor kwam vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw het toerisme goed en snel op gang. De rooms-katholieke parochie H.H. Petrus en Paulus in Middelburg zag met lede ogen dat de vele katholieke kuurgasten hun zondagsplicht niet konden vervullen, mede gelet op de grote afstand tot Middelburg. Daarom werd vanuit de parochie in Middelburg in 1898 in Domburg een houten strandkapel gebouwd, specifiek voor de kuur gasten, maar ook voor de verspreid wonende katholieke inwoners van Noord-Walcheren. In 1932-1933 werd deze houten strandkapel vervangen door de kruisvormige Sint-Willibrordkapel, gebouwd naar plannen van J. van Velsen. Deze kapel staat nog altijd aan de rand van de duinen, in de kern van het plaatsje. Na de Eerste Wereldoorlog kwam ook het badtoerisme aan de zuidwest kust van Walcheren tot ontwikkeling. Bij Dishoek en Zoutelande werden in de duinen villa's en hotels gebouwd. Ondanks de verwoestingen in de Tweede Wereldoorlog, onder meer door de aanleg van de Atlantikwall, was het toerisme na de oorlog weer razend snel terug op het 'oude' niveau. De stijging van de welvaart en de emancipatie van de arbeidersklasse betekende dat voor steeds grotere groepen mensen een vakantie aan de kust binnen hand bereik kwam. Ook speelde de toegenomen mobiliteit daarbij een rol van betekenis. Dankzij gemotoriseerd openbaar vervoer en de komst van de auto - die door massaproductie (Henry Ford!) in het bereik kwam van de gewone burger - kon men zich vanaf halverwege de vorige eeuw over veel grotere afstanden verplaatsen. In hoog tempo werd accommodatie in de vorm van kampeerterreinen en vakantiehuisjes gerealiseerd ten behoeve van de nieuwe, grote groepen strandgasten. Zeeland werd met name populair bij arbeiders en werken den uit Noord-Brabant, Limburg, België en West-Duitsland. De komst van grote groepen (katholieke) strandgasten naar het protestantse Zeeland kon uiteraard niet zonder gevolgen blijven. Het kerkbestuur van de parochie in Middelburg gaf in 1947 al per brief aan de bisschop van Haarlem aan dat er vanuit de strandgasten zelf de roep was om op zondagen de Heilige Mis te kunnen bijwonen. Het bisdom reageerde welwillend, stemde toe om grond te verwerven in Zoutelande en adviseerde om tot een fonds te komen waaruit de bouw van een kerkje gefinancierd kon worden. In de zomer van 1948 werden voor het eerst missen gehouden vanuit een tent op het strand. Uiteindelijk duurde het nog tot 1959 voordat even buiten de dorpskom een echte (strand)kerk voor de katholieke eredienst werd gebouwd. De SGP, zowel toen als nu nog altijd een van de belangrijkste politieke partijen op het Walcherse platteland, stond immers niet te juichen om een katholiek gebedshuis mogelijk te maken en wierp de nodige ambtelijke barrières op. Na veel omtrekkende bewegingen werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoutelande nota bene door Gedeputeerde Staten van Zeeland gemaand een dergelijke voorziening mogelijk te maken en aldus geschiedde. De kerk werd ingezegend door de bisschop van Breda - een gevolg van de bisschoppelijke herschikking van 1956 - en gewijd aan Sint-Catharina, de oude patroonheilige van Zoutelande. De snelle groei van het toerisme in de wederopbouw periode noopte het bisdom tot een plan om structureel de kudde gelovigen te voorzien van het zielenheil. In het protestantse Zeeland waren immers nauwelijks katholieke Zeeuws Erfgoed 4 september 2014 03

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2014 | | pagina 4