Vlas: een traditioneel cultuurgewas met toekomst In juni kleuren de bloeiende vlasakkers weer prachtig lichtblauw. Ook daarna, als het vlas in schelven op de akkers staat, blijft het beeld alleszins de moeite waard. Nergens in Nederland wordt zoveel vlas verbouwd als in Zeeuws-Vlaanderen. Handelsgewas Al in de veertiende eeuw was vlas in Zeeland een belangrijk handelsgewas. Bekend is dat handelaren uit Brussel en Leuven in 1373 vlas kochten in het Hulsterambacht. In de eeuwen daarna bleef de vlasteelt bestaan, maar het belang ervan schommelde sterk. Uiteindelijk concentreerde deze zich in Zeeland op Schouwen-Duiveland, in het bijzonder rond Dreischor, en in Oost-Zeeuws-Vlaanderen, vooral rond Koewacht en Sint-Jansteen. Vlas was vroeger vooral van belang als grondstof voor linnen. De teelt en bewerking van vlas vergen veel werk en vakkennis. Op het land Vlas wordt in maart of april gezaaid. Dat gebeurde lange tijd met de hand. De zaaier droeg het zaad in een zaaikleed, een zak van grof linnen die om het lichaam was gebonden. Na het zaaien werd de grond geëgd en gerold. Tijdens het groeiseizoen werd veel werk besteed aan het onkruidvrij houden van het land. Omdat de vlasplantjes dicht op elkaar stonden, gebeurde het wieden heel zorgvuldig. Vlas bloeit gedurende een paar weken in juni. Elk bloempje bloeit overigens maar een paar uur. Het is daarna wachten tot de plant rijp genoeg is om getrokken (geplukt) te worden. Vroeger huurde de vlaskoper daar een groep jongemannen voor in. De plukkers trokken de bossen vlas met beide handen uit de grond. Van deze bossen werd een 'schoof' (of 'schrank') gevormd. Binnen een week werden de schoven in ronde schelven op het land gezet. In Zeeuws-Vlaanderen bestond één schelf uit honderd tot honderdvijftig 'stuken'. Bewerking Daarna ging het vlas naar het vlassersbedrijf. Allereerst werden de vlaszaadbolletjes van de stengel gescheiden ('repelen'). Het vlas werd op de 'bookplank' of de dorsvloer gelegd en geslagen om de zaadbollen te verbrijzelen. In de latere vlasfabrieken gebeurde dit met een 'reep': het vlas werd door een houten blok met opstaande tanden getrokken, waardoor de zaadbolletjes eraf sprongen. Nog weer later kwamen hiervoor speciale machines in gebruik. Nu de stengel van de bolletjes was ontdaan, was de volgende stap de vlasvezel te scheiden van de houtachtige delen van de stengel. Dat gebeurde door het vlas te roten. Aanvankelijk gebeurde dat in 'vlasroten' die langs sloten waren gegraven. Daarin werd het vlas vijf tot tien dagen onder water gehouden en regelmatig gekeerd. Deze methode heet 'blauwroten'. In Zeeuws-Vlaanderen kwam tussen 1904 en 1910 het 'dauwroten' in zwang. Drogen van geroot vlas op een droogweide, Aardenburg, circa 1970 (foto O. de Milliano; Beeldbank Zeeland, Zeeuwse Bibliotheek). Daarbij werd het vlas in dunne lagen uitgespreid op het land. Door inwerking van dauw en regen kwam de houtpijp los. Als het roten bijna gedaan was, werd het vlas overeind op het veld gezet om te drogen. Het brosse vlas werd daarop gebroken met een beukhamer. Later gebeurde dat in een machine. De meeste houtachtige delen vielen nu af. Dit heet het 'braken'. Om ook de laatste harde houtachtige resten van de vezels te scheiden, volgde het 'zwingelen'. Met de hand en later met een handmolen werd het vlas eerst met een grove houten spaan en vervolgens met een fijne spaan bewerkt. Om het vlaslint glad en glanzend te maken, werd het ten slotte gehekeld. De uiteinden van de bundels vlas werden daartoe over de hekel of vlaskam gehaald. Dan kon eindelijk worden begonnen met het spinnen van het vlaslint, de grondstof voor linnen kledingstukken en huishoudtextiel. Tegenwoordig kent vlas allerlei innovatieve en duurzame toepassingen in onder meer de luchtvaart en voor sportartikelen. Die betekenen een nieuwe toekomst voor dit traditionele cultuurgewas. Beleef deze zomer de Vlasdagen in Eede (28 juni) en Dreischor (15 augustus). Zie het activiteitenoverzicht op www.zeeuwseankers.nl. Zeeuws Erfgoed 1 5 juni 2015 02

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2015 | | pagina 15