stamppot van aardappelen, appelen en vlees. In Zeeland werd er een gerecht van gebakken spek en zoete appelen onder verstaan. Daarbij werden gekookte aardappelen geserveerd. Aardappelen-groente-vlees Vers vlees werd tot in de twintigste eeuw niet veel gegeten. Eigenlijk was alleen de slachttijd, die in november begon, daarvoor geschikt. De rest van het jaar at men vlees dat was geconserveerd door het te drogen, te roken of te zouten. Dat vlees werd meegekookt of -gestoofd in de eenpansgerechten. Dankzij de komst van het gasfornuis, de diepvrieskist en nieuwe conserveringstechnieken zoals het wecken konden huisvrouwen meer gaan variëren in de bereiding van gerechten. Op zondag gingen steeds meer mensen gebraden vlees eten. Zo raakte ook de gehaktbal populair. Een schijf of bal van gehakt kalfsvlees vond al in de zeventiende eeuw aftrek bij de gegoede burgerij. Hij heette toen overigens frickedil. Sinds het midden van de negentiende eeuw werd hij steeds vaker gemaakt van half varkens- en half rundergehakt en kwam hij bij steeds meer mensen op tafel. Door de komst van het fornuis, dat meer dan één kookpunt had, konden aparte gerechten worden bereid. Aardappelen, groenten en vlees gingen niet meer in een en dezelfde pan, maar werden apart van elkaar bereid. Dit kook- en eetpatroon vond het eerst ingang bij rijke mensen, maar zou zich later, mede onder invloed van het onderwijs op huishoudscholen, uitbreiden tot alle lagen van de bevolking. Vosse soppen Oudere, traditionele maaltijden verdwenen daardoor. Een van de laatste overblijfselen ervan in Zeeland was de vosse soppen. Vosse is Zeeuws voor vers. Alles bij de huisslacht dat niet gerookt, ingezouten, of onder het vet werd gezet, werd vos genoemd. Soppen is een verwijzing naar het vloeibare eenpansgerecht. De vosse soppen bestaat uit peren, rapen en aardappelen die in het varkensvet of vleesnat van het geslachte varken waren gekookt of daarmee overgoten. Ze werden gegeten met brood dat ook enige tijd in het vet had liggen weken (soppen). De vosse soppen verdween in de loop van de twintigste eeuw. Jan Vader, die veel heeft geschreven over het leven op het Walcherse platteland, heeft een smakelijk verslag van zo'n maaltijd rond 1900 overgeleverd. De vosse soppen vond plaats op de avond na de dag van de huisslacht ('keutjes- dag'). Dat was veelal in november. Vaak werden voor dit feestmaal familieleden en buren uitgenodigd. De maaltijd begon met koffie. Daarna werden de eerste vier schotels opgediend: een schotel met tot kruim geschudde aard appelen, een schotel met hele, geschilde rapen, een schotel met gekookte, ongeschilde peren en een kleinere schaal met brood. Het brood had enige tijd in het hete varkensvet gelegen en was daarvan geheel doorweekt. Ook de rapen en peren waren in varkensvet gekookt. Een ding was zeker: wie zich dit wilde laten smaken, moest een sterke maag hebben. Alsof dat nog niet genoeg was, kwam er daarna nog een gang op tafel. Die ging vergezeld van een volle schaal met sneden van het eigen gebakken brood. Maar het pièce de resistance was de enorme schotel waarop bijna al het De PZEM propageerde het koken op elektriciteit. Op de foto een toonkamer van de elektriciteitsmaatschappij uit 1955. Hier konden klanten de 'ideale combinatie' uitzoeken: een komfoor met twee platen, een elektrische waterkoker, twee aluminium pannen en een gietijzeren braadpan (fotograaf onbekend: bron: ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland, Beeldbank Zeeland). slachtafval van het varken verzameld lag: grote stukken van de zware varkenskop, het voorste gedeelte van de rug, de tong, nieren, het hart, het grootste deel van de lever en de oren en poten. Ook de staart en de longen maakten soms deel uit van deze schotel, maar over de smaak daarvan viel te twisten. Naar verluidt liet een ieder zich deze kost goed smaken en waren na afloop van de maaltijd, aldus Jan Vader, de winden en boeren niet van de lucht. Nieuwjaarskost Niet alle traditionele maaltijden gingen verloren. Een gerecht dat in de verte nog doet denken aan de hussepot van weleer is de Nieuwjaarskost, zoals die in Zeeuws-Vlaanderen rond Terneuzen, Hoek, Zaamslag en Axel wordt gegeten. Het is een maaltijd die bestemd is voor de familieleden die op Nieuwjaarsdag gelukkig nieuwjaar komen wensen. Hij is smakelijk en eenvoudig, ervan uitgaande dat iedereen nog helemaal vol zit van de lekker nijen die op oudejaarsavond zijn genuttigd. Het gerecht bestaat uit aardappelen, witte bonen, gezouten snijbonen en worst. De worst wordt zachtjes gekookt en de bouillon wordt bewaard. De witte bonen en snijbonen worden eerst geweekt en daarna in één pan gekookt. De aardappelen worden apart daarvan gaargekookt en gaan daarna met enkele lepels bouillon bij de bonen. De volgende dag (Nieuwjaarsdag) worden de pan met aardappelen en bonen en de pan met worst en bouillon opgewarmd. Er wordt niets fijngestampt. Daarom doet zo'n pan met bonen en aardappelen toch nog een beetje denken aan de eenpotsgerechten van weleer. Hoe dan ook, het is traditionele winterkost om het nieuwe jaar stevig te beginnen. Zeeuws Erfgoed 18 december 2015 04

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2015 | | pagina 18