Bulletm en was bedoeld om in bezet Nederland behoeftige burgers ondersteuning te verlenen. De Zeeuwse bevolking had goed door dat het een verkapte Duitse instelling was en reageerde dan ook lauw. Een Vlissings spelletje uit de jaren vijftig was 'blikken stempelen'. K. de Jonge legt uit hoe het in zijn werk ging. Door een brief van de Vlaamse schilder Reimond Kimpe (1885-1970) weten we dat er tussen de muur van de Penninghoeksingel en de Noordstraat een prachtige grote tuin lag. L. van Driel doet onderzoek en brengt verslag uit over zijn bevindingen. A.J. Puijpe schrijft het verhaal van Jan Abke, dichter van de Veerse rederijkers kamer en uitbater van de Campveerse Toren. Tot slot gaat J. Simons vertellen over het Surinaamse dorp Domburg, waarvan de naam voor het eerst verscheen in 1719 op een kaart van Jacob Hengevelt. We lezen over de opeen volgende eigenaren van de Domburgse plantage en over het feit dat Desi Bouterse in dit Domburg geboren werd. P. Fe ij verzorgt het eerste artikel in Arneklanken, het bulletin van de Historische Vereniging Arnemuiden (2015, 4), over Johan Hendrik Schorer, burgemeester van Arnemuiden van 1825 1831. Schorer hield in 1813-1814 een dag boek bij, toen hij als Garde d'Honneur in het Franse leger diende. Het burgemees- terswerk werd vooral verzet door de secretaris van Arnemuiden, C.D. Baars. We lezen over het tegengaan van bedelarij en andere misdrijven, rampen en ziekten in de stad en hoe daarmee omgegaan werd. L. Schouls vertelt wat een bodebus is en waarom de Arnemuidse busse een bijzondere bus was, een van de weinige gemeentelijke objecten die nog echt gebruikt wordt, al is het alleen bij feestelijke gebeurtenissen. J. Adriaanse behandelt Arnemuiden in de jaren 1567 tot en met 1570: de toestand in Arnemuiden bij het begin van de Tachtigjarige Oorlog, de achteruitgang van de Arnemuidse handel, de penibele geldmiddelen, de aanslag op kasteel Zeeburg en Arnemuiden, en de verhouding tussen Middelburg en Arnemuiden. J. Lindenbergh-Beunk schrijft nostalgisch over de winters van vroeger en P. Baaijens over de moed die Cornelis Boone toonde tijdens het bombardement op Middelburg in 1940. R. Rijkse richt zijn aandacht op Abraham van Overbeke, een Arnemuidse schrijfmeester uit de zeventiende eeuw. Hij is vrij onbekend gebleven maar heeft wel een prachtig schrijfboek nagelaten. In het Polderhuisblad, Wasschappels Magazine (oktober 2015) veel nieuwtjes over de activiteiten in het Polderhuis, waarvan er steeds meer komen. Westkapelle is onstuitbaar! A. Provoost doet verslag over de vuurtoren en hoe die, mede door de vele vrijwilligers, een grote trekpleister wordt voor toeristen. J. Kaland geeft informatie over een bijzondere inwoner van Westkapelle, Stefanus Gabriëlse, een wat vreemde flierefluiter die ook nog de communistische krant De Waarheid leest. Den Spiegel, tijdschrift van de Vereniging Vrienden van het muZEEum en het Gemeentearchief Vlissingen (2016,1), brengt een lang artikel van J. Francke: 'Pechelingue(s) of de slechte naam van Vlissingers buiten de grenzen'. In vroeger tijden boezemden de Vlissingers de maritieme naties om ons heen zoveel angst in, dat het woord Vlissinger - in het Spaans en Portugees Pechelingue en Pichillinge - synoniem werd voor piraat. Hoe dit alles ontstaan en verlopen is wordt uit de doeken gedaan aan de hand van bestaande literatuur en onderzoek door Francke. J. Simons vertelt het verhaal van toparchitect Adriaen Dortsman (1635-1682), afkomstig uit Vlissingen, maar veel bekender geworden buiten de stad, vooral in Amsterdam. Behalve over leven en werk van deze architect horen we dat een oud straatje in Vlissingen, vroeger vermeld als Dortsmanslop, later veranderd in Dortsmansstraat, niet naar de architect genoemd kan zijn, omdat het al in 1604 bestond. Hoe de zaak in elkaar zit, wordt de lezer in dit stuk duidelijk gemaakt. R. van Maanen schrijft over het belang van ingenieur Jacob Janszen (1851-1918) voor de Kon. Mij. De Schelde. Janszen is weinig bekend, hoewel hij 43 jaar leiding gaf aan de scheepsbouw en verantwoordelijk was voor elk schip dat de scheepshelling verliet. In het 'muZEEumnieuws' wordt de bijzondere tentoonstelling besproken die tot en met 24 april 2016 is te zien over werken van vader en zoon Schütz. In het jaarboek Kroniek 2015 van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent geeft J. van Hecke een overzicht van alle bijnamen die bekend zijn uit Sas van Gent, en dat zijn er veel. Hij deed dit met toestemming van de auteurs van het boek Het Dikke Bijnamen Boek Zeeuws- Vlaanderen (F. Deij en J. Naughton). Ook van Van Hecke is het artikel 'De geschiedenis van het katholiek begraven in Sas van Gent'. In de oude suikerloodsen aan de rand van Sas van Gent is in 2015 een prachtig industrieel museum geopend, mogelijk gemaakt door de inzet van veel vrijwilligers. Het bedrijfsleven draagt financieel bij aan het museum, stelt collectiestukken beschikbaar en zet medewerkers in. Het bezoekersaantal overtreft nu al de verwachtingen. Diederic van Assenede, de auteur van het bekende liefdesverhaal Floris ende Blancefloer was een bekende figuur in de streek van de Vier Ambachten. D. de Smet geeft bijzonderheden over de schrijver, de geschiedenis en de inhoud van het verhaal aan de hand van een nieuw Davidsfondsboek, geschreven door professor Jozef Janssens. Ook in het jaarboek 2015 verhalen over de De Oostdam, de weg tussen Sas van Gent en Westdorpe, over twijfel tussen God en Prins Carnaval en nieuws over de bunkers in de Kleine Sint-Albertdijk. Kunstenaar Frans Kegels vertelt zelf over zijn leven en werk. Een historisch overzicht van de jaren 1919 tot 1929 uit het jubileumboek uitgegeven ter gelegenheid van het 10- jarig bestaan van de R.K. Coöperatieve Verbruikersvereniging 'De Volharding', geschreven door M.C. Geerts, is overgenomen in de Kroniek 2015. h-n ac CudiiEfttrrE^t ail i.q'ijl hi-n In het Bulletin van de Oudheidkundige Kring 'De Vier Ambachten' (2015, 3) een artikel van R.J.H. Lensen: 'Van kerkgezang en het gebroken brood naar vogelgezang en gebakken brood'. Een veelbelovende titel voor de behandeling van de bouw- historie van het voormalige kerkgebouw der afgescheidenen. De historische gegevens komen aan bod, de kap constructie, de preekstoel en de rest van het interieur, de aanbouw en aanwijzingen voor herbestemming en gebruik. G. Sponselee beschrijft 'Die drie parochië in Hulsterambacht, te wetene Hontenesse, Hossenesse ende Heijnsdijck'. Tot slot doet W. Verschraegen verslag over de herden king 100 jaar 'doodendraad' in Koewacht. Meldpunt voor Bodemvondsten Stel, u doet een archeologische vondst in uw tuin, op het strand, in een bouwput of op een aardappelveld. De Monumentenwet schrijft voor dat u dit moet melden. In Zeeland doet u dat bij de SCEZ. De SCEZ registreert uw ontdekking en slaat de informatie op in het Zeeuws Archeologisch Archief. De vondst blijft uw eigendom, tenzij u deze wilt afstaan. Meer informatie op: www.scez.nl/vondstmelden Zeeuws Erfgoed 30 maart 2016 01

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2016 | | pagina 30