Tijd Schrift kermis maar gelukkig zijn er ook zaken nog als vanouds: de draaimolen, de zuurstokkenkraam en zeker de gezellige saamhorigheid zullen vast niet verloren gaan. In De Wete, gedaan aan de leden van de Heemkundige Kring Walcheren (2016, 2) vertelt J. Moekotte waar A. den Doolaard bivakkeerde in Zeeland toen hij zijn boek Het verjaagde water schreef over de droogmaking van Walcheren na de inundatie in 1944. Walcheren en de zee spelen de hoofdrol in het boek, de mensen van Rijkswaterstaat de heldenrol. In het tweede artikel, van A. de Klerk, over 'Hoog en laag op Walcheren' gaat het over de kreekrug die van Serooskerke over Sint Laurens en Brigdamme naar Middelburg loopt. Tot het eerste gemaal in 1930 in werking trad had men in het gebied veel last van wateroverlast. E. Rovers beschrijft de komst van de eerste stoomboot in de haven van Veere in 1816, het schip van kapitein William Wagner. Het schip voer door naar Rotterdam waar koning Willem I het bezocht en er een stukje op meevoer. Vanaf die tijd kwamen er langzamerhand meer stoomboten op de Nederlandse rivieren, en zeker na de opening van het Suezkanaal in 1869 werden ze rendabel voor de vaart naar Nederlands-Indië. P. Allaart vertelt over de bewoners van voormalige buitenplaats en hofstede Ter Linde bij Ritthem. J. Simons vestigt onze aandacht op het koraaleilandje Middelburg, gelegen boven de Vogelkop, het noordelijkste deel van Nieuw-Guinea. In de VOC-tijd heeft het niet echt meegeteld, maar in de Tweede Wereldoorlog was het strategisch gezien zeer belangrijk in de strijd tegen de Japanse bezetters. De Japanners hadden bases op het 'vasteland', de geallieerden kozen Middelburg als militair steunpunt. Na de oorlog is het weer een slapend koraaleiland geworden. Onder de intrigerende titel 'Vreesselijk voor mijn ziel' beschrijft T. Polderman het boeren protest tegen de nieuwe psalmberijming die vanaf 1773 gebruikt moest worden. In 1776 zou ook een nieuwe zangwijze ingevoerd worden, op hele en halve noten. Verwarring alom: de moderne kerkgangers zaten al aan de koffie als de behoudende leden nog maar halverwege het gezang waren. Verzet groeide, opstandige orthodox-gereformeerden lieten van zich horen, zoals Lourens Ingelse en Cornelis de Korte. Ingelse ging zo ver dat hij werd gevangengenomen en voor acht jaar is verbannen naar Zeeuws-Vlaanderen, De Korte kwam terecht in het Gravensteen in Middelburg, maar werd na een half jaar vrijgelaten. Ondanks alle moderniseringen zijn er nog steeds diverse psalm berijmingen en zangwijzen in gebruik. In Arneklanken (juni 2016) geeft P. Fe ij weer een stukje Arnemuidse geschiedenis uit de tijd van koning Willem I. Het burgemeesterschap van Cornelis Daniël Baars (1776-1849) komt uitgebreid aan de orde, en daarnaast krijgen we als toegift wat te horen over de ongezeglijke schooljeugd in die tijd. L. Schouls vertelt over de opening van de brandweer tentoonstelling in het Museum en B. de Nooijer komt terug op de in Arnemuiden gevonden rekenpenning, met het wapen van Reimerswaal. J. Adriaanse beschrijft de gebeurtenissen in de jaren 1572 en 1573. Arnemuiden ligt er verwoest bij door het oorlogsgeweld tussen de Geuzen en Spanjaarden. Alleen Middelburg en Arnemuiden zijn nog in Spaanse handen. De winter van 1572/1573 is verschrikkelijk voor de stad. Hertog Alva krijgt een brandbrief om hulp van het Middelburgs stadsbestuur, maar de Geuzen verhinderen diens pogingen tot het verlenen van onderstand. Het verhaal van P. Baaijens speelt zich ook in oorlogstijd af, maar dan in de twintigste eeuw. Het gaat over de gebeurtenissen in Kleverskerke in de meidagen van 1940. De inwoners van Arnemuiden en Nieuw- en Sint Joosland moeten evacueren naar Walcherse dorpen, maar komen per vergissing in Kleverskerke terecht. Via de belevenissen van PTT-er Toon de Kam beschrijft Baaijens het verloop van de strijd en de overgave waartoe de burgemeester van Middelburg had besloten. Ook schreef dokter Barend van Tricht een verslag over de toestand in het hospitaal te Domburg en Commandant S. Cupido over de tocht van Domburg naar Kleverskerke. Tot slot werden ook in het Jaarverslag 1940 van het Rode Kruis gegevens over Kleverskerke in de eerste oorlogsdagen vermeld. J. Simons Siereveld behandelt de 250-jarige geschiedenis van de Boerderij 'Hof Nieuwerkerke', gebouwd omstreeks 1770 in opdracht van dominee Wilhelmius. De opeenvolgende eigenaren worden besproken. De boerenschuur van Nieuwerkerke is tot drie maal toe afgebrand, maar steeds voor een deel herbouwd. Het boerenhuis en de bakkeet zijn voor een groot deel in de oorspronkelijke staat behouden. In het Bulletin van de Oudheidkundige Kring 'De Vier Ambachten' (2016, 2) schrijft G. Sponselee een stukje over zoethout en kalis. Zoethout werd gebruikt als middel tegen keelpijn, maagzweren, bronchitis en hooikoorts. Zoethoutwortels konden na bewerking als snoep worden verkocht onder de naam kalis. M.A. Buise vertelt over het gebruik van vuurbakens, hoe ze werden gebouwd en wat er nog van over is. Een bekende schoolmeester in Zaamslag was Cornelis Huijssen (1774-1844). R.J.H. Lensen ziet hem als de grondlegger van de Zaamslagse geschiedvorsing en behandelt zijn persoonlijk leven, zijn werk als schoolmeester en zijn kerkelijke functies. Naast zijn werk heeft Huijssen een enorme collectie documenten verzameld over Zaamslag en omgeving, een kaart gemaakt van Zaamslag en een lijst opgesteld van alle predikanten van de hervormde kerk. Tijd/Schrift, Bulletin van de Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen (2016, 2) heeft een groot artikel opgenomen over 'Osdorper Jan Kars (1919-1944) partizaan ■i in ni r p -g -ÜH .-j i'jj ■"■■F"' i- - l-i,i-J-i 1..-.M I1 in Zeeuws-Vlaanderen', geschreven door P. Ligtvoet. De auteur probeert aan de hand van foto's en documenten een beeld te krijgen van Jan Kars, zijn rol in het Zeeuws-Vlaamse verzet, zijn overlijden en zijn begrafenis. Jan is via de militaire dienst bij de Koninklijke Marechaussee gekomen en is in 1940 in opleiding in Breda. Hij heeft zijn hele loopbaan in Zeeuws-Vlaanderen doorgebracht. Officieel is Kars in 1944 bij de knokploeg Zeeland aangesloten, na de overval in augustus op het distributiekantoor in Oostburg. Hij krijgt daar onderdak in de schuilkelder van het echtpaar Cor en Adriana Schijve, die gedurende de hele oorlog onderduikers herbergen, en wordt plaatselijk leider van het verzet. In oktober 1944 is Jan Kars door een granaat dodelijk getroffen. Hij sneuvelde bij het redden van vluchtelingen. Vermoedelijk is Jan Kars in 1946 of 1947 bijgezet op de Nederlands- hervormde begraafplaats van Amsterdam- Sloten. 29 juni 1970 worden zijn stoffelijke resten overgebracht naar het Nationaal Ereveld Loenen. In de Nieuwsbrief van de Heemkundige Vereniging Terneuzen (juni 2016) wordt door Elisheva Polak - die geboren werd als Betsy Walvis - het verhaal van haar leven verteld. Het is een aangrijpend verhaal, met veel slechte, maar gelukkig ook goede herinneringen, vooral aan de familie Den Hamer in Terneuzen, waar zij het grootste deel van haar onderduiktijd heeft doorgebracht onder de naam Liesje Huistink. Ze werd ontvangen als het tiende kind van de familie, en heeft haar hele leven nauwe contacten met hen onderhouden. Zowel de meeste familie leden van vaders als van moeders kant werden in vernietigingskampen vermoord. Met haar moeder is Betsy in 1951 naar Israël geëmigreerd, waar ze in 1957 getrouwd is, en twee dochters en vijf kleinkinderen heeft gekregen. Ze vond het moeilijk terug te gaan in al haar herinneringen, maar zag het als haar taak het verhaal te vertellen van alle omgekomen familieleden in de Shoa. Ze is dankbaar dat dit gelukt is en dat ze haar nageslacht die herinneringen kan nalaten. Zeeuws Erfgoed 30 september 2016 03

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2016 | | pagina 30