Hudsons Halve Maen Even kwam het VOC-verleden van Middelburg weer tot leven toen op 21 oktober de Halve Maen aanlegde in de Maisbaaihaven. Het museumschip, een authentieke replica uit 1987 van het VOC-jacht waarmee Henry Hudson in 1609 de wateren rondom het huidige New York verkende, bleek dé blikvanger tijdens de VOC-dagen van 20 tot en met 23 oktober. De Halve Maen, een zogenaamde vlieboot, kreeg bekendheid door een van haar kapiteins: Henry Hudson. Het schip zelf was door haar bescheiden omvang vrij onbetekenend. Vlieboten waren vooral snelle, makkelijk wendbare driemasters, die ingezet werden als begeleidings schepen van grotere VOC-schepen. Des te opmerkelijker was het dat de Halve Maen begin 1609 door de VOC werd toegewezen aan de Engelsman Henry Hudson, voor zijn te ondernemen expeditie die uiteindelijk moest leiden tot een kortere zeeroute naar China en Japan. Buitenlandse interesse Kort daarvoor, op 8 januari 1609, hadden Hudson en de VOC een contract ondertekend waarin was overeen gekomen dat Hudson de noordoostelijke passage naar het Verre Oosten, ten noorden van Nova Zembla, voor de VOC zou verkennen. Hudson had in de voorgaande jaren al twee van dergelijke verkenningstochten ondernomen, echter zonder positief resultaat. Hierop toonden de Engelse handelscompagnieën geen interesse meer in de enigszins gedesillusioneerde kapitein. Daarentegen hoopten zowel de Franse koning Hendrik IV als de Heren XVII, het centrale bestuur van de VOC, gebruik te kunnen maken van Hudsons kennis en deskundigheid. Door Hudson snel een contract aan te bieden was de VOC de Franse koning te snel af. Contractbreuk Om er zeker van te zijn dat Hudson de belangen van de VOC zou nastreven, werd in het contract opgenomen dat hij expliciet de noordoostelijke passage zou verkennen. En op dit punt pleegde Hudson contractbreuk, toen ruim een maand na vertrek (6 april 1609) het schip bij Nova Zembla voor langere tijd vast kwam te liggen door ijsgang en slecht weer. Daarbij braken er gevechten uit tussen de Engelse en de Hollandse bemanning. Hudson besloot daarom om te keren en een westelijke koers te varen. Na begin juli de noordoostkust van New Foundland te hebben bereikt, voer hij langs de kust zuidwaarts tot Chesapeake Bay in Virginia. Hier keerde hij het schip om, in de richting van de later naar hem vernoemde Hudsonrivier. Begin september voer hij de rivier op, maar al gauw bleek dat ze geen doorgang naar het Verre Oosten bood. Ter hoogte van het huidige Albany besloot Hudson de verkenning af te blazen en na nog wat handel met de indianen te hebben gedreven, zette hij koers terug naar Europa. Verbod Opmerkelijk genoeg zeilde hij niet naar het Amsterdam van zijn werkgevers, maar naar het Engelse Darthmouth. Vanuit deze havenplaats stelde hij de Heren XVII in Amsterdam voor om een nieuwe expeditie voor een westelijke doorvaart te financieren. De Heren XVII waren echter zeer verbolgen over Hudsons contractbreuk en eisten dat hij onmiddellijk met de Halve Maen naar Amsterdam terugkeerde. Maar intussen hadden de Engelsen elk contact van Hudson met de VOC verboden en moest hij zelfs voor de Engelse koning James verantwoor ding afleggen. Het schip werd aangelegd. Pas in de zomer van 1610 kreeg de Nederlandse bemanning toestemming de Halve Maen, met Hudsons zeekaarten en logboeken, terug te zeilen naar Amsterdam. Hudson en zijn Engelse bemanning zouden Amsterdam niet meer terugzien. Nieuw-Nederland Hoewel Hudsons expeditie door zijn opdrachtgevers als mislukt werd beschouwd, wekte de informatie van de bemanning van de Halve Maen interesse bij enkele Amsterdamse en Hoornse kooplieden. Spoedig begonnen zij met een zekere regelmaat expedities naar het door Hudson verkende gebied uit te zenden en werden met de plaatselijke indianen bevervellen tegen gereedschap, laken en kralen geruild. Naar aanleiding van deze tochten en die van Hudson legden de Nederlanders in 1614 een claim op het gebied tussen de Delawarerivier in het zuiden en de Connecticutrivier in het noordoosten. De nieuwe kolonie kreeg de naam Nieuw-Nederland, met spoedig Nieuw-Amsterdam, het huidige New York, als centrale plaats van betekenis. Tot 1664 zou de kolonie in Nederlandse handen blijven, maar ook na de Engelse overname bleef de Nederlandse invloed nog lange tijd aanwezig. Hudson zelf zou dit alles niet meer meemaken. In juni 1611 werden hij en een aantal getrouwe bemannings leden tijdens zijn vierde expeditie het slachtoffer van een morrende en muitende bemanning: in een met ijs bedekte Hudsonbaai werden ze in een sloep overboord gezet. Daarna is nooit meer iets van hen vernomen. Marinus van Dintel De Halve Maen, afgemeerd bij het huis van de opperequipagemeester van de VOC in de Maisbaaihaven in Middelburg. Zeeuws Erfgoed 1 2 december 2016 04

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2016 | | pagina 12