middel van zijn oorlogsdagboek veel
bijzonderheden over het verloop van
de Tweede Wereldoorlog in Vlissingen
prijsgegeven. Het gedeelte dat hier
gepubliceerd wordt gaat van augustus
1944 tot en met 9 november 1944.
L. Hollestelle schrijft over de passie van
Martin van den Broeke voor buitenplaatsen
en spreekt de hoop uit dat er na zijn
proefschrift Het pryeel van Zeeland.
Buiten-plaatsen op Walcheren 1600-1820
nog veel artikelen en lezingen over de
Walcherse buitenplaatsen zullen volgen.
In 'Walcheren van de kaart, Walcherse
plaatsnamen in Vlaanderen' (J. Simons)
blijkt dat er nog behoorlijk wat Walcherse
namen in Vlaanderen te vinden zijn:
Koudekerke (Coudekergue), mMiddelburg,
Westcappel. Vlissingen is vertegenwoordigd
door de 'Herberghe en Café Vlissinghe' in
Brugge, dat in 1998 de status van
beschermd monument kreeg.
Arneklanken, Bulletin van de Historische
Vereniging Arnemuiden (2016, 3) heeft
als eerste artikel 'Arnemuiden in de tijd
Willem I (1813-1840)', van P. Feij. Het is
de veertiende aflevering in deze serie,
die de Belgische Opstand van 1830 belicht.
Op Arnemuiden heeft deze periode een
negatieve uitwerking gehad, en dan vooral
voor de vissers. België ging een tijd als
afzetgebied verloren, en het bestuur van
Middelburg verbood ook nog eens het
leuren met vis door Arnemuidenaars.
Gelukkig werden die moeilijkheden opge
lost. Ook in het stuk van J. Adriaanse heeft
Arnemuiden het zwaar te verduren. De
laatste fase van het beleg van Middelburg
en Arnemuiden in de jaren 1573-1574 is
moeilijk geweest. Vooral de honger eist een
zware tol: er wordt gevochten om honden,
katten, zelfs muizen en ratten om de
honger te stillen. De laatste koopdag in
Kleverskerke was in april 1937, toen de
pachter van 't hof Kleverskerke zijn
'gedoente' aan de man bracht. Meestal
werden 's morgens de landbouwwerktuigen
geveild, en 's middags het vee. Voor veel
dorpelingen was zo'n koopdag een ware
feestdag, met muziek, sterke drank en tot
slot een flinke vechtpartij. K. de Ridder
praat met Janny Schroevers over vroeger
en nu: haar jeugdjaren thuis, de garnalen-
pellerij, de schooltijd, haar huwelijksleven
met echtgenoot en haar kinderen. En dan is
er nog het heuglijke feit dat Arnemuiden op
een postzegel terechtkomt: in de serie
Mooi Nederland is Arnemuiden vertegen
woordigd met een zegel met een prachtige
hoogaars en maar liefst twee klokken, een
luidklok uit het carillon en de getijdenklok
uit de zestiende eeuw. In de nieuwe
'Archeologierubriek' schrijft J. Adriaanse
over potscherven en grondsporen uit de
late ijzertijd.
In Den Spiegel, kwartaalblad van de
vereniging van het muZEEum en het
gemeentearchief Vlissingen (2016,4) geeft
E. Tilroe informatie over veranderingen
aan de vestingwerken en de bouw van
de Oostbeer in de Napoleontische tijd.
A. Scheijde heeft in het Nationaal Archief
in Den Haag een oud, onbekend document
opgespoord, een akte uit 1646, die
betrekking heeft op de kinderen van Michiel
Adriaensen de Ruyter. Het gaat mom een
extract uit de verbrande Vlissingse wees-
boeken, een bijzondere akte omdat het al
in de Gouden Eeuw is overgeschreven en
ook nog in Vlissingen is gelegaliseerd.
B. Slager, in de Tweede Wereldoorlog krijgs
gevangene in een Duits interneringskamp,
heeft veel brieven geschreven aan zijn
Vlissingse vriend W.H. Drijver. De brieven
zijn gelukkig bewaard en door diens zoon
J. Drijver overgetypt. Enkele brieven en
fragmenten zijn nu in dit nummer te lezen.
J. de Ridder vertelt over de totstandkoming
van het landingsmonument voor de
gesneuvelde Engelse commando's die begin
1944 bij de Oranjemolen aan land kwamen.
Na veel moeilijkheden op allerlei gebied is
het monument eind mei 1952 onthuld. In dit
nummer wordt ook de aandacht gevestigd
op de tentoonstelling over schrijver en
beeldend kunstenaar Wim Hofman, die van
22 oktober 2016 tot en met 24 september
2017 in het muZEEum te zien is.
In de Spuije, tijdschrift van de Heem
kundige Kring De Bevelanden en de
Vereniging Vrienden van het Historisch
Museum De Bevelanden (zomer 2016)
schrijft H. de Vos over alle katholieke
organisaties in Goes: armenzorg, onderwijs,
bejaarden- en ziekenzorg en een eigen
dagblad. De samenleving was goed
vertegenwoordigd in de katholieke zuil.
G.J. Lepoeter vertelt over de vroegere
meestoof 'De Nijverheid' te Kapelle, een
rijksmonument uit 1871, een van de laatste
meestoven die gebouwd zijn. Rond die tijd
was men al volop bezig op chemische
manier kleurstoffen te maken, wat het
einde van de meestoven betekende. De
meestoof de Nijverheid kreeg een nieuwe
bestemming en is lang gebruikt voor opslag
en verwerking van fruit. Gelukkig is het
pand bewaard en nu verbouwd tot levens-
loopbestendige woonruimte met kantoor. In
2015 is het op een eervolle tweede plaats
geëindigd bij de verkiezing 'mooiste
gebouw van Zeeland'. In 'Drie schilderijen
met afbeeldingen van Sorgwijck, 1818-1953
buitenplaats van de familie Vader bij
Wissenkerke' komen we bijzonderheden
te weten over bekende en onbekende
schilders, en over de eigenaren van de
schilderijen (geschreven door P.C. van
Voorst Vader). A. Haaij ontdekte een
resolutie in het Zeeuws Archief waaruit
blijkt dat er 's avonds rust moest heersen
in de Yerseke Moer en dat er niet op elk
gewenst ogenblik geschoten mocht worden.
Deze resolutie was niet bedoeld ter
bescherming van het wild, maar voor de
rust van de koeien die daar graasden. Ook
aandacht voor nieuwe tentoonstellingen
over klederdrachten, schutters en
babbelaarsblikjes, en een oorkonde die
aantoont dat de parochie Kloetinge
800 jaar geleden al op schrift stond.
dat wordt in het artikel niet vermeld.
Dezelfde auteur laat zien hoe ingewikkeld
een situatie kon zijn bij gemengde
huwelijken in de achttiende eeuw in
'Johannes Sians mag van de Staten-
Generaal trouwen, 1774'. T. Dobbelaar
schrijft 'Eendracht maakt Macht', waarin hij
de rol van de burgemeester van Oostburg,
Hendrik Seerpius Gratama, belicht tijdens
de Eerste Wereldoorlog. De auteur
bespreekt de invloed van verschillende
instanties zoals het militair bestuur en
de particuliere hulpcommissies op het
handelen van de burgemeester. De burger
vader bleef zelf wat op de achtergrond
maar heeft zeker veel betekend voor de
Belgische vluchtelingen. M. Verweij vertaalt
en bespreekt een Latijnse tekst op een
steen voor Alessandro Farnese, in het
Palazzo dei Conservatori in Rome. Deze
Alessandro Farnese, hertog van Parma, is
in 1578 benoemd tot landvoogd van de
Nederlanden; hij was een van de invloed
rijkste gouverneurs van de Lage Landen.
Sluis is in de Latijnse tekst te herkennen in
de vorm Exclusam, als op de steen vermeld
wordt welke streken en plaatsen door de
hertog van Parma zijn veroverd: "nam met
geweld of drong tot onderwerping
Sluis en talrijke steden in de Nederlanden".
De Nieuwsbrief van de Heemkundige
Vereniging Terneuzen (september 2016)
gaat bijna in zijn geheel over 'De lotgeval
len van het Committimus na de Tachtig
jarige Oorlog', geschreven door P.W. Stuij.
Met het Committimus wordt het gebied
bedoeld buiten het gewest Zeeland, dat
bestuurd werd door de Gecommitteerde
Raden van de Staten van Zeeland. De
auteur behandelt vragen als: over welk
gebied gaat het precies? Wie gaf opdracht
tot het besturen van het gebied en wan
neer is dat bestuur begonnen, en waarom
geëindigd? Bijzondere omstandigheden tij
dens de bestuurlijke periode van het
Committimus krijgen aandacht. Periodes
als de Negenjarige Oorlog (1689-1697), de
Spaanse Successieoorlog (1702-1713) en de
Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748)
worden besproken, evenals de geschillen
met de Generaliteit die een deel van Staats-
Vlaanderen bestuurde. Het artikel is
geïllustreerd met veel afbeeldingen van
kaarten uit het betreffende gebied.
TijdlSchrift, Bulletin van de Heemkundige
Kring West-Zeeuws-Vlaanderen (2016, 3)
biedt een artikel aan van H.J. Plankeel over
een gewelddadige inbraak op Scherpbier
in 1764, waarbij een vrouw zwaar gewond
werd, maar de dader ondanks veel
onderzoek en herkenning door verscheide
ne getuigen niet gevat kon worden, althans
Zeeuws Erfgoed 30 december 2016 04