Heem- en
oudheidkundige biaden
CO
O
3"
O
c
a>
13
c
ro_
CD
Q.
de Zeeuwse trekpaarden op de Walcherse
boerderijen, maar ook andere have zoals
kippen en varkens komen aan bod.
Het tweede deel gaat in op de visserij
zoals die vanuit Veere werd bedreven, de
scheepstypen die daarbij werden gebruikt
zoals de botter, korderschuit, hoogaars,
sloep en de kotter en de vangstwijzen die
werden gehanteerd. Met beknopte
literatuuropgave.
Heem- en oudheidkundige bladen
Deze aflevering van Nehalennia (winter
2016 is de laatste die in samenwerking
met de Werkgroep Cultuurhistorie wordt
uitgebracht: vanaf 2017 is de Zeeuwse
Dialectvereniging verantwoordelijk voor
de uitgave van het tijdschrift. In dit
nummer schrijft R. Willemsen over de
perikelen betreffende de aanleg van de
weg van IJzendijke naar Watervliet,
door gemeentesecretaris van IJzendijke,
Adolf Bavo Carpreau, ijverig gepromoot.
In 1852 werd met de aanleg begonnen, in
1854 werd de eerste tolverpachting
gehouden. Vanaf 1932 verdwenen de
meeste tollen, en werd het onderhoud
door de overheid geregeld en betaald.
G.J. Kouwen bespreekt het leven en het
werk van Arthur Frankel, eerst redacteur,
daarna uitgever-redacteur van de
Zierikzeesche Nieuwsbode tot 1920. De
persoonlijke achtergrond van Frankel - met
name zijn Joods-zijn - heeft zeker invloed
uitgeoefend op zijn functioneren als
journalist en redacteur. Naast zijn functie
bij de krant hield hij zich nog met veel
andere activiteiten bezig. Hij lijkt een
provocatief en progressief man geweest
te zijn. Over de familienaam Traas, door
bekende en minder bekende Zeeuwen
gedragen, vertelt V. De Tier.
In het tijdschrift van de Nederlandse
Genealogische Vereniging, afdeling
Zeeland, Wij van Zeeland (2017,1) haalt
A. Prins goede herinneringen op aan de
bezoeken als kind aan zijn tante Leijntje
in de Groote Abeele, die hem echter niet
hebben verleid boer te worden. Meestal
komen bij het naspeuren van genea
logische bijzonderheden de echtgenotes
van de onderzochte naamdragers er
bekaaid af, maar in het artikel van
H. Eekelaar wordt Mientje de Molder, vanaf
1862 echtgenote van Francis Eekelaar,
uitvoerig besproken. J. Midavaine vervolgt
zijn verhaal over eigenaren en pachters
van La Maison De Haute Montagne
ongeveer vanaf 1602 tot 1704.
In de Kroniek van het land van de
zeemeermin (Schouwen-Duiveland) 2016
schrijft T. Oosterhuis: 'Het tragische leven
van Jan van Renesse. In Vlaanderen een
held, in Holland verguisd en vergeten'.
De grote held van de Guldensporenslag
was de Zeeuwse ridder Jan van Renesse.
De auteur ziet hem als leider van het
verzet tegen de opdringerige Franstalige
Henegouwers in Holland en tegen de
Franse koning in Vlaanderen. Het
toenemende gebruik van de Nederlandse
volkstaal leidde tot rijmkronieken die
vertellen over gebeurtenissen in de
woelige tijden eind dertiende, begin
veertiende eeuw. Vaak komt daarin de
naam Jan van Renesse voor, maar er is
nooit een biografie verschenen over zijn
leven en heldendaden, daden die ook
nooit tot blijvend succes hebben geleid.
In zijn strijd tegen de volgens hem
onrechtmatige opvolging van graaf Jan
van Henegouwen in Holland riep hij zijn
Vlaamse vrienden te hulp, wat hem door
de vaderlandse geschiedschrijvers nooit
vergeven is. De auteur volgt het leven
van Jan aan de hand van de rivalen die
zijn pas kruisen - en dat zijn er velen -
tot aan zijn dood.
H. van Duivendijk verhaalt over de
scheepsbouwdynastie van Duivendijk op
Schouwen-Duiveland, over hun scheepma
kers en scheepswerven. 'Schouwen-
Duiveland in de Franse Tijd' is van de hand
van J. Dekker. In 1795 na de capitulatie
was voor de Zeeuwen inlijving bij Frankrijk
afgewend. De Bataafse Republiek werd uit
geroepen en de Nederlanden konden zelf
hun bestuur samenstellen. Franse soldaten
bleven hier achter en ook keerden patriot
ten terug die na vervolging door
Oranjegezinden in 1787 naar Frankrijk
gevlucht waren. De auteur behandelt de
gevolgen van de inlijving bij het Franse
keizerrijk voor Schouwen-Duiveland. De
bestuurders daar leken zich niet te verzet
ten tegen het nieuwe politieke bewind,
maar ze probeerden wel de dorpsbelangen
voor te laten gaan. De orthodox-gerefor
meerden waren er van overtuigd dat God
ons land verlaten had, wat door de komst
van de katholieke Lodewijk Napoleon als
koning bewezen werd. De erop volgende
inlijving zagen zij als een Godsgericht.
A. Flikweert schrijft over de rijkste
inwoners in de periode 1848-1917 en
J.G. Steenhof de Jong over ir. A.J. Ilcken
(1892-1979), 'de man die het eiland onder
water zette'. Ilcken was lid van de NSB,
de Germaanse SS en de Waffen-SS. Ook
had hij de vijand geholpen bij de inundatie
en evacuatie van Schouwen-Duiveland.
Hij werd na de oorlog veroordeeld tot tien
jaar gevangenisstraf en verlies van
burgerrechten.
In 2016 is het 650 jaar geleden dat Tholen
stadsrechten kreeg. P. Lindhoud schrijft in
Rondom het stadsrecht van Tholen 1366
over de betekenis van de stadskeur en hoe
belangrijk deze was voor de stad. Aan bod
komen het belang van Tholen als handels
route en de bescherming van passerende
schepen tegen roof door een geleide tol.
De economische situatie van Tholen, het
onderwijs en de invloed van de kerk op
de samenleving worden in het Jaarboek
van de heemkundekring Stad en Lande
van Tholen belicht.
De Wete gedaan aan de leden van de
Heemkundige Kring Walcheren (2017,1)
begint met een verhaal over de beelden
van koningin Wilhelmina en prinses
Juliana in een nis aan de gevel van het
Middelburgse stadhuis (I. Mostert). Daarna
geeft G. van der Hoeven een indruk van de
vette en magere jaren van het Vlissingse
jongerencentrum De Piek. Of het centrum
het vijftigjarig bestaan haalt is alles
behalve zeker. K. de Jonge verhaalt de
geschiedenis van een beeld van Wessel
Couzijn en M. van de Broeke vertelt ons
over de vaartuigen die bij de Walcherse
buitenplaatsen hoorden in de zeventiende
en achttiende eeuw; zoals overal in Europa
hadden veel eigenaren van buitenplaatsen
een waterpartij op hun grondgebied, met
een bijbehorend bootje. J. Simons neemt
ons mee naar Sint-Jans-Molenbeek, een
van de deelgemeenten in het gewest
Brussel, waar, zoals in veel andere steden,
straatnamen te vinden zijn die aan
Vlissingen herinneren.
Den Spiegel, het tijdschrift van de
Vereniging Vrienden van het muZEEum en
het Gemeentearchief Vlissingen (2017,1)
bevat drie artikelen over maritieme
militaire onderwerpen. J.M. van Haart
beschrijft een complot in en om Fort de
Nolle, gesmeed tijdens de nadagen van
het Franse bewind. In 1945-1946 zijn op
Walcheren bij het dijkherstel Phoenix-
caissons ingezet, die door de geallieerden
tijdens D-day in Normandië waren
gebouwd. De caissons zijn onder andere
bij het Watersnoodmuseum bij Ouwerkerk
nog steeds te bewonderen (C. Heijkoop).
In 'Het Korps Mariniers en Vlissingen'
geeft T. van Gent een overzicht van de
geschiedenis van de stad in verband met
dit korps. Sinds de oprichting ervan in
1665 zijn er regelmatig mariniers in
Vlissingen gelegerd geweest, zoals in de
Franse tijd, om de oproerige stemming
onder de bevolking in bedwang te houden.
J. Kaljouw zocht in de archieven naar de
precieze plaats van een tolhuis in de
Paspoortstraat. Hij vertelt over het
gebouw, de eigenaren en de tolgaarders.
In Arneklanken, het bulletin van de
Historische Vereniging Arnemuiden (2016,
4) gaat P. Feij verder met zijn serie over
Arnemuiden in de tijd van koning Willem I.
Hij schrijft over de brandweer, de
'kinderziekte' (de pokken) die in 1832 in
Arnemuiden heerst, het slechten van de
Galgenberg en het herstel van de dijk van
Westkapelle, waarvoor boeren zogenaam
de wagendiensten moesten vervullen om
«E
Zeeuws Erfgoed 29 maart 2017 01