In de dozen die in The National Archives in Kew worden bewaard, zitten vaak nog ongeopende persoonlijke brieven die hun bestemming nooit hebben bereikt. voor de Nederlandse Taal in Leiden. Het gaat hier over de onderzoeksprojecten Brieven als buit (www.brievenals- buit.nl) en Gekaapte Brieven www.gekaaptebrieven.nl De Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Archief in Den Haag hebben een samenwerkingsverband dat leidt tot digitalisering van deze brieven in het 'Programma voor behoud van het papieren erfgoed', beter bekend onder de naam Metamorfoze (www.metamorfoze.nl). En ondertussen bestaat ook het Zeeuwse project Zee(uw)post van ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland. In de voorbije jaren is er dus heel wat interesse geweest voor deze egodocumenten, want zo worden de persoonlijke brieven ook wel genoemd. Historisch en taalkundig beeld De brieven bieden een beeld van de tijd van toen, zowel historisch als taalkundig. Deze egodocumenten geven bijvoorbeeld inzicht in hoe de taal evolueerde en hoe die - zij het beperkt - geschreven werd door de gewone man. Zo zijn er in de brieven sporen te ontdekken van de huidige gesproken taal of van de dialecten die niet terug te vinden zijn in drukwerk uit die tijd. Je kunt bijvoorbeeld onder zoeken of men toen inderdaad vaak in dialect schreef of toch eerder in een gestandaardiseerde vorm. Uiteraard moet ook rekening worden gehouden met het feit dat niet iedereen kon schrijven en er dus ook beroepsschrijvers aan het werk zijn geweest. Dat kan bijvoorbeeld door het handschrift te bestuderen. Is het een vloeiend geschreven brief of staan er veel doorhalingen in, verwijst de schrijver naar zijn handschrift of niet, zijn er meerdere brieven met hetzelfde handschrift,In brieven die door de afzender zelf zijn geschreven, is het mogelijk om op zoek te gaan naar sporen van de gesproken taal van die tijd, zoals uitspraak, grammaticale kenmerken of woordvormingskenmerken. Rutten en Van der Wal hebben onder andere onderzoek gedaan naar 127 Zeeuwse brieven in het kader van het grote onderzoek Brieven als buit. Zij onderzochten hierin twee dialectkenmerken. Eén ervan was het gebruik van de h. De onderzoekers vonden in hun materiaal vier mogelijke schrijfwijzen voor het weglaten of schrijven van de 1. In de eerste plaats - en het duidelijkst - is er het weglaten van de 1 in het begin van een woord zoals an-t voor han-t 'hand', a--e voor ha--e 'had', usvrouwe voor huisvrouw, eel voor heel. Een tweede kenmerk is dat de schrijver een h schrijft waar er geen hoort. In de brieven staan dan vormen als hacht voor acht, hou-e voor ou-e en hueren voor ueren 'uren'. Deze vormen tonen aan dat de schrijver niet altijd zeker is waar een h staat en waar niet. Dergelijke uitspraak is ook nu nog wel eens bij dialectsprekers te horen. Iets minder frequent is dat de h door een andere letter wordt vervangen. Zo duikt hier en daar wel eens een h op waar een a hoort (hpril in plaats van april, hl voor al) of omgekeerd een a waar een h zou moeten staan, zoals in aebben voor hebben en aoe voor hoe. Dergelijke schrijfwijzen komen in elke brief wel eens voor, maar uit dit onderzoek blijkt toch dat de schrijver zich meestal wel bewust is van het feit of er een h moet staan of niet. Dat blijkt ook uit enkele doorhalingen die in de brieven zijn gevonden. In één ervan bijvoorbeeld streept de schrijver de h voor ick door, in een andere de h voor en ("wij (h)en hebben tot nogh toe"). Zeeuwse kenmerken in een brief naar Vlissingen In Journal of Sailing Letters II besprak Piet van Sterkenburg een Zeeuwse brief van Adriaen Adriaensen, gericht aan Antonij Janson in de Koestraat in Vlissingen, gedateerd 5 december 1664. Hij zocht naar spreektalige elementen, waarbij in het achterhoofd moet worden gehouden dat het hier slechts om één brief gaat. Om echte conclusies Zeeuws Erfgoed 4 juni 2017 02

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2017 | | pagina 4