Zonder geluk vaart niemand wel
i .-r-k
De Maand van de Geschiedenis draait om geluk. Wat geluk is, is door de eeuwen heen steeds
anders opgevat. En dat geldt ook voor de plaats waar geluk kan worden gevonden:
in het hiernamaals, in de liefde of aan de overkant van de oceaan?
In Biggekerke wordt in de zomer van 1947 de eerste oogst van het land gehaald na de inundatie. Hard werken maar ook reden tot blijdschap (ZB| Planbureau en
Bibliotheek van Zeeland Beeldbank Zeeland, collectie Simonse Biggekerke).
Van genade tot recht
In de middeleeuwen was geluk iets dat je van buitenaf
- of liever van bovenaf - kreeg, namelijk in het hiernamaals
door de genade Gods. Natuurlijk droomde de middeleeuwse
mens ook van geluk, zoals in het spreekwoordelijke lui
lekkerland van Cocagne met overvloedig eten, drinken en
luieren. Onder invloed van humanisten en andere denkers
kwamen geluk en genieten na de middeleeuwen in een
ander daglicht te staan. Aards geluk moest ook mogelijk
zijn. Tot op zekere hoogte dan, want calvinistische
predikanten, zoals Willem Teellinck beteugelden de zucht
tot genot. Volgens de gereformeerde leer lag geluk in het
leven. Dominees riepen de gelovigen op zich verre te
houden van kaart- en dobbelspel, dansen en het vieren
van kermis en vastenavond. Geluk bestond in vroomheid en
goed doen, zowel voor jezelf als voor de ander. Overigens
maakte de slavenhandel schrijnend duidelijk dat wat voor
de ene geluk oplevert, het ongeluk van de andere kan
betekenen. De gedachte dat geluk ook in het aardse
bestaan beleefd mag worden, mondde in de achttiende
eeuw uit in het bijna obsessief najagen van geluk. In de
Verlichting werd het idee gemeengoed dat ieder mens
recht heeft op geluk en dat hij dat bovendien zelf kan creëren.
Geluk in de liefde
In de negentiende eeuw ging geluk over voelen en minder
over doen. Liefde werd belangrijker, met name in familie-
en vriendennetwerken. Voor die tijd diende het huwelijk
vooral tot bestendiging van familiekapitaal en sociale
status. Jan Vader, schrijver over het Walcherse volksleven,
geeft in een van zijn publicaties het woord aan een
bezorgde moeder: 'Van 'n knap gezicht ku j nie ete' en
'liefde in 'n kotje is praot voor 'n zotje'. Maar de tijden
veranderden. Tot over zijn oren verliefd kon de Zeeuwse
jongeling of jongedame in de negentiende eeuw op merote
(aan de zwier) gaan. Wie de ware had gevonden en
bedolven onder gelukwensen de huwelijksdag beëindigde,
betrad de wereld van het huiselijk geluk.
Want in een liefdevol huwelijk, een rijk familieleven en in
vriendschappen ontwikkelde geluk zich het best. Momenten
in de levensloop waren daarmee sterk verbonden.
Hoe opgetogen zullen de meisjes zijn geweest als zij voor
het eerst de 'grote muts' van het streekdrachtkostuum
mochten dragen? Of de boerenzonen die hun eerste
paeremes kregen?
Zeeuws Erfgoed 1 4 september 2017 03