www.zeeuwseankers.nl Bijgeloof Velen zochten in voortekenen naar de aankondiging van geluk. Ooievaars en zwaluwen werden op het Zeeuwse platteland als geluksbrengers beschouwd. Een zwaluwnest verstoren en de vogels verjagen, dat deed je niet, want je verjaagde onherroepelijk ook het geluk van het gezin. Om geluk af te dwingen, bedienden sommigen zich van amuletten. Rond 1860 droegen mensen in Hontenisse daarom mollenpootjes bij zich. En in de hoop de ringsteekwedstrijd te winnen zochten in die tijd ringrijders op Walcheren hun toevlucht tot het tovermiddel 'poeder van sympathie'. Landverhuizers als gelukszoekers In de negentiende eeuw kwam er ook aandacht voor bevolkingsgroepen aan wie een gelukkig huiselijk leven voorbijging: arbeiders en armen. Een beschavingsoffensief, compleet met beter onderwijs, volksbibliotheken en verenigingen tegen drankmisbruik, moest geluk ook voor deze mensen binnen bereik brengen. Niet iedereen wachtte in eigen land af tot het zover was. Gedreven door armoede en honger en aangetrokken door het lonkend perspectief van een fortuinlijker bestaan vertrokken in de negentiende eeuw vele Zeeuwen naar de Verenigde Staten. Vanuit de haven van Rotterdam voeren zij op grote stoomschepen van de Holland Amerika Lijn hun geluk tegemoet. Arbeiders telden één tot drie maandlonen neer voor de overtocht. Veel Zeeuwse landverhuizers kwamen terecht in de net ontgonnen gebieden in de staten Iowa, Michigan, Wisconsin en Illinois. Aan de westkant van Michigan stichtte een groep Zeeuwen in 1847 het dorp Zeeland. Honderden voormalige inwoners van Yerseke en Bruinisse gingen in West Sayville op Long Island aan de Amerikaanse oostkust wonen en begonnen daar met succes oesterkwekerijen. Al deze 'gelukszoekers' moesten eerst fikse ontberingen doorstaan, voordat ze konden proeven van de voorspoed die ze najaagden. Geld maakt niet gelukkig... maar het helpt wel, wordt er vaak met een knipoog achteraan gezegd. Toen de Nederlanders in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw welvarender werden, over meer vrije tijd gingen beschikken en wasmachines, koelkasten en televisietoestellen in de woonhuizen hun opwachting maakten, nam het geluksgevoel van velen toe. De tweede helft van de twintigste eeuw wordt wel de tweede Gouden Eeuw voor Nederland genoemd en deze jaren waren inderdaad een periode van ongekende bloei en welvaart. De verzorgingsstaat borgde sociale zekerheid en vakanties kwamen binnen bereik van grote groepen mensen. De samenleving veranderde snel, traditionele rolpatronen tussen man en vrouw gingen op de helling en het gezinsleven veranderde mee. De jongerencultuur die na de Tweede Wereldoorlog opbloeide, gaf zijn eigen definitie aan geluk: vrijheid om zich - eventueel als nozem of hippie - te onttrekken aan het gezag van ouders, kerk en samen leving. Een nieuwe generatie leerde het geluk dichtbij zichzelf te zoeken en tevreden te zijn met wat hij of zij had. Zeeuwse Ankers besteedt in oktober aandacht aan geluk in Zeeland. Jeanine Dekker Heulen was vroeger in heel Zeeland een gebruik waarbij de jongens de meisjes zoenden als ze bij het spelerijden over een heul (een gemetselde brug over een watergang of sprink) reden (prent A. Dillens, ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland Beeldbank Zeeland). Genieten van de zon en de zee aan het Walcherse strand in de zomer van 1933 (ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland Beeldbank Zeeland). Zeeuws Erfgoed 1 5 september 2017 03

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2017 | | pagina 15