De kopgevels van het Hendrick Bries House (eerste helft achttiende eeuw) in East Greenbush New York en Hof Kromwege (1664) in Oost-Souburg vertonen
grote overeenkomsten die tevens als kenmerken van de Nederlandse koloniale architectuur bekend staan: een tuitgevel met steile dakhelling en afsluitende
schoorsteen, smeedijzeren muurankers en vlechtingen in het metselwerk en kruisverband als metselverband.
Met de stichting van steenbakkerijen aan de Hudsonrivier
vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw werden
steeds meer panden in baksteen opgetrokken. Interessant
gegeven hierbij is dat nagenoeg alle nog bestaande
gebouwen die wat betreft bouwstijl als Nederlands
koloniaal worden gezien, uit de postkoloniale periode
dateren. De Dutch Colonial Farmhouses uit de achttiende
en vroege negentiende eeuw zijn wat betreft bouwstijl en
gebruikte materialen (nog) duidelijk onderscheidend van
andere gangbare bouwstijlen in de omliggende gebieden.
Ruimtelijke overeenkomsten
Opmerkelijk is dat diverse van deze bewaard gebleven
achttiende- en negentiende-eeuwse boerderijen in
Nederlandse koloniale stijl in meer of mindere mate
overeenkomsten vertonen met de Zeeuwse boerderij
van het nieuwe type: een vrijstaand bakstenen woonhuis
met houten landbouwschuur. De overeenkomsten betreffen
voornamelijk het woonhuis en niet zozeer de schuur,
waarbij de zogenaamde Dutch Barn in tegenstelling tot
de Zeeuwse gepotdekselde schuur vaak een vierkante
plattegrond heeft en de inrijdeuren zich in de korte gevel
bevinden. Het feit dat het woonhuis van de Dutch Colonial
Farmhouse vrij staat van de landbouwschuur doet een
verband met de Zeeuwse/Vlaamse bouwstijl vermoeden.
Daarnaast is het opvallend dat de hoofdingang zich in
de lange gevel bevindt, zoals ook gebruikelijk is bij de
Zeeuwse/Vlaamse boerenwoning, en er dientengevolge
sprake is van de in Zeeland veel gebruikte dwarsindeling:
aan de ene zijde de keuken (wonen, koken en slapen) en
aan de andere zijde een - vaak onderkelderde - (op)kamer
(vooral representatieve ruimte). Soms werden beide
ruimtes gescheiden door een centrale hal. Keuken en
(op)kamer waren voorzien van een stookplaats, de voor
Nederland kenmerkende overhangende schouw zonder
zijwanden. De zolderverdieping, die vaak middels luiken
in de topgevels toegankelijk was, werd gebruikt als opslag
voor gedorst graan.
Zeeuwse footprint?
Veel bewaard gebleven Dutch Colonial Farmhouses zijn als
representanten van de Nederlandse koloniale architectuur
herkenbaar, maar hebben reeds bij bouw en/of bij latere
verbouwingen veranderingen ondergaan die niet specifiek
tot de Nederlandse bouwtraditie terug te herleiden zijn.
Dit heeft onder andere te maken met bodemgesteldheid,
(nieuwe) inzichten over stijl en materiaalgebruik, maar
zeker ook met de grote verscheidenheid in herkomst en
etniciteit van de boerende en bouwende kolonisten. Daarbij
moet niet worden vergeten dat de oudst bewaarde Dutch
Colonial Farmhouses circa een eeuw na aankomst van de
eerste Nederlandse kolonisten werden gebouwd. Zoals
reeds opgemerkt is het wel opvallend dat juist enkele van
de woonhuizen van deze boerderijen gelijkenissen vertonen
met de Zeeuwse boerenwoning. Op de vraag of de Dutch
Colonial Farmhouse uit deze periode is beïnvloed door de
Zeeuwse bouwtraditie, is momenteel geen goed antwoord
te geven. Een hard gegeven is dat het aantal Zeeuwen en
Vlamingen dat in de zeventiende eeuw naar Nieuw-
Nederland emigreerde met een percentage van circa
5 procent niet hoog was. In ieder geval lijkt het erop dat de
Dutch Colonial Farmhouse in de zeventiende en achttiende
eeuw op diverse aspecten een gelijke ontwikkeling
doormaakte als de Zeeuwse boerderij. De vraag blijft of
dit berust op toeval, of dat er wel degelijk sprake is van
een Zeeuwse footprint. Mogelijk dat nader archief- en
veldwerkonderzoek door ondergetekende in de
komende jaren hier duidelijkheid in brengt.
Marinus van Dintel
Zeeuws Erfgoed 2 1 december 2017 04