WADOli^xVgÏH 5CHOONhOVCN *£yLMRDlK|£K VW 30 T TEW.* VTSJcN-1 W!M$ 5THEM3^ ANTWÉ ïïPEM De landpostroute tot Rotterdam. Detail van de postroutekaart uit De Zeeuwsche Landpost, De Baar, 1996. Prins van Oranje als heer dan in de markies. Hij besloot zich tot de Prins van Oranje, als Heer van Steenbergen, en tot de Domeinraad te wenden met voorstellen voor een 'Generale posterij ten behoeve van de Zeeuwsche correspondentie'. Hij kreeg bericht van de Domeinraad dat de prins en de Domeinraad met zijn plannen instemden. De ideeën van Le Jeune pasten namelijk zeer goed in de plannen van de prins om controle over de posterij in de Republiek te krijgen. Via het postkantoor van Steenbergen zou de Zeeuwse correspondentie gecontroleerd kunnen worden. De Raad adviseerde de prins om de gevraagde commissie als postmeester te verlenen. De prins volgde het advies op en op 28 augustus 1734 ontving Le Jeune de gevraagde commissie. Hij kon nu aan het werk. Dat werk viel echter tegen. Hij had twaalf jaar nodig om de gewenste postroute met de aansluitende veerverbindingen te realiseren. Pas in 1746 werd de eerste postrit verreden van Vlissingen naar Steenbergen. Middelburg en Zierikzee deden toen nog niet mee, omdat ze geen voordelen zagen in de landpostroute voor hun inwoners. In 1763 ging Middelburg echter toch gebruikmaken van de nieuwe, snellere route. Zierikzee volgde in 1766. De Zeeuwse postroute De Zeeuwse postrit liep van het Sloeveer tussen Walcheren en Zuid-Beveland naar het postkantoor in Steenbergen. De postloper van Veere en de postrijder van Vlissingen brachten op zondag en woensdag een afgesloten brieven maal tot aan het Sloeveer. Tot 1750 was dat postveer het Groot Sloeveer bij Arnemuiden, daarna het Klein Sloeveer van Sint Joosland naar de Zuid-Kraaijertpolder in Zuid-Beveland. In 1755 werd besloten het veer te verleggen naar de Rapenburgpolder (Walcheren) en de Noord-Kraaijertpolder (Zuid-Beveland) op voorstel van de postmeesters van Veere en Vlissingen. Sandberg schrijft daarover: "In 1755 sloten de ambachts heren met de postmeesters te Vlissingen en te Veere een overeenkomst betreffende het vervoer van post over een nieuw overzetveer van de Noord-Kraaijertpolder [Zuid-Beveland] op Sint Joosland tegen een jaarlijkse recognitie ten behoeve van eerstgenoemden van 20 pond [Vlaams]. De postmeesters moesten aan de veerschipper een hengst [soort schip] leveren en dat vaartuig onderhouden. Als het veerschip versleten of verongelukt was moesten zij het vervangen door een andere hengst. Zij namen op zich aan de kant van Sint Joosland een huisje te doen bouwen ten behoeve van de postiljons en de veerschipper. De ambachtsheren moesten voor aanlegplaatsen en veerdammen aan beide zijden zorgen, alsmede een woonhuis met schuur en stalling op de dijk van de Noord-Kraaijertpolder voor de veerschipper laten bouwen" (Sandberg, pag. 28, Wilderom, pag. 412). Zeeuws Erfgoed 4 juni 2018 02

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2018 | | pagina 4