Postrijder te paard. Ets, Jan Luyken, 1711 (collectie Rijksmuseum Amsterdam).
Aan de Walcherse kant werd in eerste instantie een
posthuisje gebouwd voor de veerschipper, later werd dat
een veerhuis met herberg (nu boerderij 'Het Sloeveer'
aan de Sloeweg).
Aan de Bevelandse kant van het Sloe werd een veerhuis
met schuur gebouwd. Daar stond de Goese postrijder te
wachten op de Walcherse brievenmalen. Hij reed
vervolgens via 's-Heer Arendskerke naar Goes, waar het
postvalies van Goes werd toegevoegd aan de 'generaele
maele'. Er bestond een regeling voor het wisselen van de
valiezen wanneer de postrijder bij Goes arriveerde als de
stadspoorten gesloten waren. In het contract met Thomas
Bakers, postcommies in Goes, staat: "Dat het comptoir van
Goes ten zijnen laste meede zal neemen het beloonen der
geenen, welke buyten Goes des nagts de maele met brieven
aanneemen en afgeeven als die in de stad niet kunnen
koomen" (Resoluties Burg. en Schepenen van Goes, 1-1
1763).
De postrijder reed daarna via Kloetinge en Kapelle naar
Yersekendam, waar zich het door Le Jeune opgerichte
postveer over de Oosterschelde bevond. Weliswaar was
er al een bestaand overzetveer, maar dit voldeed niet aan
de eisen voor een snelle postverbinding. Le Jeune had met
het postveer te maken met twee ambachtsheren die beiden
een veerrecht hadden, namelijk de ambachtsheer van
Westkerke (Tholen) en de ambachtsheer van Yerseke
(Zuid-Beveland). Sandberg schreef over het contract tussen
Le Jeune en de ambachtsheer van Westkerke:
"De ambachtsheer Mr. J.P. Gibbons stond bij overeenkomst
van 5 januari 1746 aan de postmeester Jacques le Jeune
te Bergen op Zoom toe een veer op te richten aan de Nol,
niet ver van de Pluimpot aan de Oosterschelde, het veer
van Gorishoek. Laatstgenoemde moest op eigen kosten
alles doen maken wat voor het veer was vereist: aanleg
plaats, spui, rijswerken aan de kade etc. en zorgen voor
een veermanswoning. Deze overeenkomst werd voor
20 jaren aangegaan, na welke tijd een volgende veerman
het veermanshuis tegen taxatieprijs mocht overnemen.
De eerste twaalf jaren behoefde de contractant niets te
betalen en daarna jaarlijks negen gulden. Het contract
ging op 1 februari 1746 in en betrof de uitoefening van een
overzetveer van een bepaalde plaats uit, met uitsluiting
van ieder ander om aldaar een overzetveer te stichten"
(Sandberg, pag. 121).
Yersekendam, ten noordwesten van Yerseke, was een
buurtschap met een kade aan de Oosterschelde. De kade
was geschikt voor het postveer dat Le Jeune voor ogen
stond tussen Gorishoek op Tholen en Zuid-Beveland. Hoe
een en ander in Yersekendam werd geregeld is onduidelijk.
In 1748 was volgens Sandberg sprake van het bouwen van
een veerhuis door Jacques Lezenne en mogelijk opnieuw in
1788 door Adriaan Griep. Volgens Sandberg heeft Le Jeune
mogelijk zelf het tegenveer gepacht van de ambachtsheer
van Yerseke. Uit het archief van Le Jeune blijkt echter niet
Zeeuws Erfgoed 5 juni 2018 02