Maritieme archeologie rond Walcheren
Onderzoek voor het voetlicht
De afgelopen tijd kregen de Walcherse archeologen meer en meer te maken met maritieme
archeologie. In de vaargeul de Wielingen moest een opgespoelde drempel verwijderd worden.
Vanuit de gemeente konden voorwaarden worden gesteld aangaande archeologisch onderzoek.
Hetzelfde gold bij het verleggen van elektriciteitskabels, vanaf de windmolenparken vóór de kust
naar de centrale bij Borssele.
In beide gevallen gaf bureauonderzoek aan dat rekening
moest worden gehouden met historische scheepswrakken,
vliegtuigwrakken en andere vondsten uit de beide
wereldoorlogen. Bij zo'n bureauonderzoek wordt ook
gekeken naar bijvoorbeeld verdronken dorpen en
zogenaamde 'oude bodems', waarop Neanderthalers
rondgelopen kunnen hebben. Verschillende verdronken
dorpen bleken in de buurt van de trajecten te liggen,
maar werden door de werken niet bedreigd. Ook in
kaart gebrachte oude bodems bleven onberoerd.
Onderzoeksmethoden
Een tweede stap is het zogenaamde verkennend onderzoek
'opwater'. Vanaf een schip worden opnames gemaakt met
een side-scan-sonar, multibeam en magnetometer. Dit levert
mooie plaatjes op van verschillende 'contacten'. Twee
daarvan lagen in de vaargeul de Wielingen in de bedreigde
zone. Zij zijn bij een verkennend onderzoek 'onderwater'
onderzocht door middel van een ROV (remotely operated
vehicle). Eén contact bleek een harde rug van schelpen of
klei te zijn. Op het andere is met een gravend schip nader
onderzoek verricht: het bleek een oude boei, niet van
archeologische waarde.
In het traject van de elektriciteitskabels heeft Tennet eerst
geprobeerd elke kabel zo te verleggen, dat geen contacten
in het gedrang komen. Dat is goed gelukt, zodat er maar
tien contacten overbleven waar nader onderzoek nodig was.
Deze zijn in augustus tijdens een verkennend onderzoek
'onderwater' door een ROV opgezocht (volgens het plan
op het moment van schrijven van dit artikel).
Wrak bij Oranjemolen
Een onderzoek van geheel andere orde vond plaats in april.
Op het strandje bij de Oranjemolen in Vlissingen liggen
resten van een houten scheepswrak, begraven onder zand
en puin dat in de loop der tijd op het strand is terecht
gekomen. Eén keer in de zoveel jaar steken de bovenkanten
van spanten van het wrak de kop op. Deze zijn al in 2007 en
in 2014 door de archeologen opgemeten. De indruk leefde
toen dat het mogelijk om een vrij kleine vissersboot ging,
bijvoorbeeld een hoogaars.
Maart jongstleden staken de spanten opnieuw de kop op.
Enthousiaste gravers meenden dat dit de kans was om het
wrak volledig te onderzoeken. De gemeente kon hier niet in
meegaan; er was geen noodzaak en, belangrijker nog, geen
geld. De gravers hebben vervolgens een deel van het wrak
zelf vrij gegraven, hetgeen stil is gelegd door de gemeente.
Vervolgens heeft de gemeente het onderzoeksbureau
Scheepsarcheologisch onderzoek bij de Oranjemolen
(foto ADC Maritiem/WAD).
ADC Maritiem opdracht gegeven het vrij gelegde deel te
onderzoeken en documenteren.
Voornaamste conclusie is dat het om een groter schip gaat
dan aanvankelijk gedacht. Het was ongeveer 20 meter lang
en van steviger constructie dan de Zeeuwse vissersschepen
van toen. Welk type het wel was, blijft onduidelijk. Meest
waarschijnlijk: een galjoot-achtig of brik-achtig schip, typen
die vaak als kustvaarder dienden. Helaas bleek het hout niet
geschikt voor jaarringdatering. In de buurt van het wrak zijn
verschillende kogels gevonden. Ook in het wrak is een kogel
aangetroffen. Daarnaast hebben de gravers enkele
vondsten uit de Franse tijd gedaan. Het is dus goed mogelijk
dat dit schip hoorde bij de oorlogsschade van 1809, toen de
Engelsen dagenlang het door de Fransen bezette Vlissingen
beschoten.
Bernard M eijlink
Zeeuws Erfgoed 27 september 2018 03