De toren van de O-1, locatie Marinekazerne Buitenveld voor de onderzee dienst in Den Helder. Datering jaren zestig, twintigste eeuw (fotograaf onbekend, collectie Traditiekamer Onderzeedienst). lucht laten vliegen van zijn kanonneerboot door Van Speijk was volgens Mensing dan niet nodig geweest. Lipkens en Uhlenbeck pikten Mensings idee op en ontwierpen tussen 1836 en 1839 een boot die voor de bovenwatervaart was voorzien van een mast met zeil en die voor de onderwater vaart beschikte over handaangedreven centrifugaal- pompen. Naar goed Nederlands gebruik ging het gehele project de kast in toen er geld op tafel moest worden gelegd voor de bouw. In de rest van de wereld bleef men echter niet stilzitten. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog zetten beide partijen duikboten in en in landen als Spanje, Frankrijk en Zweden vinden allerlei interessante ontwikkelingen plaats. De Nederlandse ministers van Marine lieten zich overigens via hun ambtscollega's van Buitenlandse Zaken op de hoogte houden. Tegen het einde van de negentiende eeuw komt John Philip Holland en daarmee de O-1 in beeld. In Den Haag is men zich bewust waarmee Holland zich bezighoudt en minister van Marine Roëll wil daar meer over weten. Hij schakelt in 1899 Buitenlandse Zaken in, in de hoop dat Nederlandse vertegenwoordigers in de Verenigde Staten documentatie en tekeningen kunnen krijgen. Holland ontwerpt duikboten die uiteindelijk bij diverse marines in gebruik worden genomen. De Electric Boat Company (EBC) van Isaac Rice zet Hollands ideeën in werkelijkheid om. Het is de EBC waarmee de Koninklijke Maatschappij De Schelde (KMS) in zee gaat. Inmiddels heeft de marine eventuele duikboot plannen weer in de koelkast geplaatst. In 1901 zendt Portret van John Philip Holland (1841-1914), gepubliceerd in The World's Work, 1915 (foto Brown Brothers, bron: Wikimedia.org). Den Haag een marinecommissie naar de Verenigde Staten om opnieuw te onderzoeken of duikboten een meerwaarde voor Nederland hadden. Een varende laat staan duikende duikboot ziet de commissie niet, alleen één die op stapel staat. Ook al haakt de marine af, de KMS ziet er wel brood in en start de onderhandelingen met Holland en de EBC. Duikbootbouw in Vlissingen De KMS gaat eerst in gesprek met Holland zelf en diens Nederlandse vertegenwoordiger en voormalige marine officier Van Asperen. De bedoeling is om Holland naar Nederland te halen als werknemer van De Schelde. Als dit was gelukt, dan was de Vlissingse werf mogelijk uitgegroeid tot een van 's werelds grootste duikbootproducenten van haar tijd. Het loopt echter anders. Schelde-hoofdingenieur Martin krijgt de opdracht na te gaan of Holland geestelijk gezond is en diens ideeën realistisch. Ondanks een ja van Martin mislukken de onderhandelingen en De Schelde ziet zich genoodzaakt in zee te gaan met de EBC. Dit zou een kostbare geschiedenis worden, want voor het gebruik van de Amerikaanse ontwerpen moest een groot deel van de winst worden afgestaan. De EBC zendt de van oorsprong Schotse ingenieur Marley Fotheringham Hay naar Vlissingen om de bouw te begeleiden. Hay heeft naast Vlissingen ook in Den Haag gewoond en een wezenlijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het Nederlandse onderzeebootwapen. Hij werkt eerst voor de EBC en later voor Whitehead in Fiume en de Dumbarton Shipyard van Zeeuws Erfgoed 4 september 2018 03

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2018 | | pagina 4