O
Drie dagen Later vingen de twee schepen van de
Veerse Compagnie de reis aan, een initiatief van
koopman BaLthasar de Moucheron, die na de Val
van Antwerpen naar Zeeland was verhuisd. Drie
jaar later rustte De Moucheron nog een compag
nie uit, die zijn naam kreeg en onder leiding van
Joris van Spilbergen stond.
De voorcompagnieën waren de voorlopers van de
Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), die in
1602 werd opgericht en het monopolie kreeg voor
de Nederlandse handel en scheepvaart op Azië.
Het ging vooral om de handel in specerijen, sitsen
stoffen en porselein. Na Amsterdam was de Kamer
van ZeeLand de beLangrijkste Kamer van de VOC.
De Kamer van ZeeLand bestond uit dertien
bewindhebbers (negen voor MiddeLburg en voor
Veere en VLissingen ieder twee) en had in
MiddeLburg een eigen scheepswerf (op de pLek
van de huidige Maisbaai) en pakhuizen (de meeste
aan de Kinderdijk, Korendijk en Rotterdamsekaai).
Na eerst eLders in de stad kantoorruimte te
hebben gehuurd, was de VOC vanaf 1628
gevestigd in een pand aan de Rotterdamsekaai,
dat geLeideLijk werd omgevormd in een groot
compLex met vergaderkamers, kantoorruimtes en
pakhuizen. Het Oost-Indisch Huis was een beeLd
bepaLend gebouw in de stad. Het werd in het
oorLogsgeweLd van mei 1940 verwoest.
ZoaLs de VOC het staatsmonopoLie bezat voor
de handeL op Azië, zo had de West-Indische
Compagnie (WIC) dat voor de handeL en scheep
vaart op West-Afrika, de oostkust van Amerika en
de Caribische eiLanden. De WIC werd opgericht in
1621 en hieLd zich bezig met de driehoekshandel
tussen het Europese, Afrikaanse en Amerikaanse
continent, waarvan de sLavenhandeL onderdeeL
was. Ook de MiddeLburgse Commercie
Compagnie had in de achttiende eeuw een grote
roL in de sLavenhandeL. De beide compagnieën
zeiLden naar Afrika om er Europese en Aziatische
handeLsgoederen, waaronder textieL, wapens en
buskruit, maar ook kaurischeLpjes, te ruiLen voor
mensen uit Afrika. Die werden naar Zuid-Amerika
verscheept om daar aLs sLaven verkocht te worden.
Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse handeLs
goederen, zoaLs goud, suiker, tabak en koffie,
gingen vervoLgens in de scheepsruimen mee
terug naar Europa.
In de grote Zeeuwse steden zorgden de bLoeiende
internationaLe handeL voor veeL afgeLeide werk
geLegenheid in de ambachteLijke sector,
bijvoorbeeLd op scheepswerven, bij kuiperijen,
touwsLagerijen en zeiLmakerijen.
Landbouw in vruchtbare polders
Er was nog een andere pijLer onder de Gouden
Eeuw van ZeeLand: de Landbouw. De Landbouw
had een commercieeL en voor die tijd modern
karakter. De Zeeuwse tarwe was een winstgevend
exportgewas. Dat was reden voor met name rijke
stedeLingen om vanaf het eind van de zestiende
eeuw fors te investeren in de Landbouw en in
inpoLderingen.
Rond het midden van de zestiende eeuw was
door stormvLoeden veeL Land verLoren gegaan.
Ook miLitaire inundaties tijdens de Tachtigjarige
OorLog Leidden, met name in het huidige Zeeuws-
VLaanderen, tot verLies van grond. Een deeL van
het verdronken Land werd in de zeventiende eeuw
teruggewonnen. Dat goLd in het bijzonder voor
Noord-BeveLand, Sint-PhiLipsLand, deLen van
Zuid-BeveLand en Zeeuws-VLaanderen.
Het nieuwe Landschap zag er heeL anders uit dan
het Landschap van de oude poLders. De nieuwe
poLders waren verkaveLd in rechte bLokken en
werden doorsneden door Lange, rechte wegen en
watergangen. Het geometrische patroon was ook
terug te zien in de dorpen die er werden gesticht.
De jonge zeekLei van deze poLders was vruchtbare
Landbouwgrond.
Voor bedijkingen was veeL geLd nodig en de
investeringen waren ook niet zonder risico. Toch
pompten rijke Zeeuwse stedeLingen er ftinke
bedragen in, met de bedoeLing de vruchtbare
grond na droogLegging te verkopen of te
verpachten. Ook de boeren zeLf investeerden,
nameLijk in de bouw van nieuwe boerderijen, die
waren afgestemd op de grote commerciëLe
akkerbouwbedrijven die in de nieuwe poLders tot
stand kwamen. De boerderijen bestonden uit een
grote houten schuur, waarin zich ook de staLLen
voor de paarden en koeien bevonden, en een
eenvoudig bakstenen woonhuis.
AanvankeLijk werd er op deze boerenbedrijven
veeL tarwe geteeLd, maar toen de graanverbouw
na 1660 minder Loonde, stapten investeerders en
boeren over op de teeLt van meekrap, waarmee ze
betere prijzen konden maken.
Geen groei, maar stabiliteit
ZeeLands Gouden Eeuw duurde Langer dan
meestaL wordt aangenomen. Het einde werd
ingeLuid door de economische neergang van
de oude handeLssteden vanaf het midden van de
achttiende eeuw. We moeten bij die Gouden Eeuw
■ZEEUWSE
■ankers
V
nr. 1 2019
ZEEUWS ERFGOED
5