Handel in slaven en de Zeeuwse economie CAL LB. 3BEXS0b ,ï"I..AM f,K POST, LtafTRE-**ÜNT, In december 1758 bereikte een zwaargehavend schip de veilige haven van Vlissingen. Het was de Prins Willem, die ruim een week voor aankomst in een zware storm terecht was gekomen. Een stuurman was overboord geslagen, de grote mast was gebroken en het geschut was weggespoeld. Kapitein Bovel had het schip ternauwernood kunnen redden, maar vanuit ons perspectief had de grootste tragedie zich al vóór de storm afgespeeld. De Prins Willem was namelijk een slavenschip. I' H KM.IKK ti A Afbeelding De verschillende lagen van het Franse slaven schip Marie-Séraphique, dat veel leek op de Zeeuwse slavenschepen collectie Chateau des ducs de Bretagne - Musée d'Histoire de Nantes. Eerder in het jaar had de kapitein meer dan driehonderd mensen vanuit Afrika naar Suriname vervoerd en hen daar aLs sLaaf verkocht. In de decennia na deze reis groeide de Walcherse slavenhandel uit tot een van de belangrijkste handelstakken van Zeeland. Tot 1730 mocht aUeen de West-Indische Compagnie vanuit Nederland slavenschepen uitreden naar West-Afrika. Hoewel Zeeuwse slavensmokkelaars al voor die tijd actief waren, begon de grote groei van de Walcherse slavenhandel pas na dat jaar. Tussen 1730 en 1800 vertrok ongeveer vijfhonderd maal een slavenschip vanuit Vlissingen of Middelburg richting West-Afrika. Dat was ongeveer 70 procent van de totale Nederlandse slavenhandel in die periode. De eerste 25 jaar na 1730 verliepen moei zaam, mede door internationale concurrentie op de slavenmarkten in Afrika. Een grote oorlog tussen Groot-Brittannië en Frankrijk (1756-1763) verminderde de concurrentie. Bovendien groeide de Surinaamse plantage-economie zeer sterk na 1750, waardoor de vraag naar slavenarbeid er fors toenam. In de jaren tussen 1755 en 1780 stond de Walcherse slavenhandel op zijn hoogtepunt. 4 ZEEUWS ERFGOED nr. 3 2020

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2020 | | pagina 4