Overheidsbetrokkenheid Ook voor de dienstensector waren slaven handelaren belangrijke klanten. De slavenhandel was erg kapitaalintensief (in hedendaags geld uitgedrukt stegen de kosten voor het uitreden van een slavenschip tot bijna 1 miljoen) en ook erg risicovol. Dat maakte zeeverzekeringen belangrijk. Lokale assuradeurs boden verzekeringen aan voor zowel de schepen zelf als voor de (menselijke) lading. Onder bepaalde omstandigheden vergoedden zij ook slaven die stierven aan boord van de schepen. Slaven die stierven door ziektes werden echter niet vergoed. Op het MCC-schip Zeemercuur overleden in 1789 bijvoorbeeld meer dan 170 Afrikanen aan ziektes, waarvoor de verzekeraars niets uitkeerden. Ook de overheid was zich bewust van het economische belang van de Walcherse slaven handel. Toen de MCC in de jaren tachtig van de achttiende eeuw door oorlog en financiële crises in de problemen raakte, greep het Middel burgse stadsbestuur in. De stad Middelburg leende de compagnie een groot bedrag en kwam later met een deposito-garantieregeling voor andere geldschieters. Ook de nationale overheid kwam met maatregelen. De Staten-Generaal stelden in 1786 een commissie in die maatregelen moest bedenken om de koloniale handel (waaronder de slavenhandel) uit het slop te trekken. Ook een Vlissinger nam zitting in die commissie. Opvallend genoeg nam de Nederlandse overheid destijds dus maatregelen om de slavenhandel te ondersteunen, terwijl de Britse overheid in diezelfde periode strengere regulaties opstelde voor de Britse slavenhandel. De steunmaatregelen ten spijt, ging de Walcherse slavenhandel aan het einde van de achttiende eeuw ten onder. In 1795 werd Nederland een Franse satellietstaat en kwam het daardoor in conftict met Groot-Brittannië. De slavenhandel werd onmogelijk, doordat de Britse marine op zee oppermachtig was. Toen Nederland in 1813 weer zelfstandig werd, was het ideologische tij gekeerd. Inmiddels was de slavenhandel door de Britse overheid verboden. Dat verbod werd ook aan Nederland opgelegd als voorwaarde voor de teruggave van de koloniën, die door de Britten waren veroverd. De Walcherse slavenhandel stierf daardoor een stille dood. Een van de opvarenden van de Prins Willem, het slavenschip dat in 1758 bijna verging, was de jonge Zwitserse scheepschirurgijn Henri David Gallandat. Nadat hij veilige wal bereikt had, vestigde hij zich in Vlissingen en voer hij niet meer mee aan boord van slavenschepen. Gallandat bleef echter wel betrok ken bij de slavenhandel. Ruim tien jaar na zijn reis op de Prins Willem woonde hij in de Vlissingse Damstraat en schreef hij een artikel voor chirurgijns op slavenschepen. Daarin stonden onder meer 'tips' om te controleren of iemand die in Afrika als slaaf werd verkocht wel gezond was. En passant schreef Gallandat ook dat Vlissingen van alle steden in Nederland het meest profiteerde van de slaven handel. Daarin had hij gelijk, hoewel die handelstak ook in Middelburg van belang was. Honderden inwoners van beide steden waren direct of indirect betrokken bij de handel in Afrikanen. Hoewel de feitelijke handel in mensen zich ver buiten Walcheren afspeelde, waren de effecten ervan dus ook merkbaar op het eiland! Gerhard de Kok Gerhard de Kok is historicus en werkt bij het KiTLV. Hij verrichtte aan de Universiteit Leiden promotieonderzoek naar de economische impact van de slavenhandel op Walcheren. in mei dit jaar verscheen de publieksversie van zijn proefschrift, Walcherse Ketens. Afbeelding Buitenplaats Poppen- roede, ambacht van Daniël Radermacher. Deze inversteerde ook in de slavenhandel Zeeuws Archief collectie KZGW. Verder lezen - Gerhard de Kok, Walcherse Ketens. De trans-Atlantische slavenhandel en de economie van Walcheren (Zutphen 2020). nr. 3 2020 ZEEUWS ERFGOED 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2020 | | pagina 7