Juni
Keti Koti-maand
Slavernij in Nieuw-Nederland
Zeeuwse tabaksteelt en -handel
herdenking en viering
van de afschaffing van
de slavernij in
Suriname en op de
Nederlandse Antillen
in 1863.
Afbeelding
Kopergravure van
Nieuw-Amsterdam uit
circa 1640. De koopman
houdt tabaksbladen in
zijn hand, op de achter
grond zijn diverse
Afrikaanse slaven
afgebeeld bron:
Phelps-Stokes, the
Wallach Collection
#54671, New York Public
Library.
enerzijds en de geringe aanvoer van nieuwe
kolonisten anderzijds ontstond al gauw een tekort
aan (contract)arbeiders. Extra handen waren
welkom, daarnaast hadden de verhandelde slaven
mogelijk al ervaring met de teelt van tabak in hun
moederland. Vermoedelijk was dit een reden dat
32 van de buitgemaakte Afrikaanse slaven van
de Sao Joao Bautista in Jamestown verhandeld
werden. Hiermee werden zij de eerste
verhandelde Afrikaanse slaven in Noord-Amerika.
Ook in het noordelijker gelegen Nieuw-Nederland
kwamen al vroeg na de stichting van de kolonie
de eerste Afrikaanse slaven aan; in 1626 zetten elf
slaven met Portugese namen als Garcia d'Angola,
Simon Congo en Anthony Portugis, buitgemaakt
op een Portugees schip in het Caribisch gebied,
bij Nieuw-Amsterdam op het eiland Manhattan
voet aan wal. Ook deze Afrikaanse slaven en zij
die in de navolgende jaren in Nieuw-Nederland
aan land werden gebracht, werden niet recht
streeks op Nederlandse schepen vanuit de
Afrikaanse westkust aangevoerd. Dit gebeurde
pas in 1654. Dit oogt betrekkelijk laat, in de weten
schap dat de WIC zich al vanaf 1637 actief was
gaan toeleggen op de directe slavenvaart vanuit
Afrika. In Nieuw-Nederland bestond echter geen
grootschalige, arbeidsintensieve plantagecultuur,
zoals in andere Nederlandse kolonies in
Midden- en Zuid-Amerika als Nederlands-Brazilië,
Nederlands-Guiana, de Nederlandse Maagden
eilanden en Nieuw-Walcheren (Tobago). Het
aantal Afrikaanse slaven in Nieuw-Amsterdam
Eind zestiende eeuw werd het gebruik van tabak snel populair in
Europa. Het cultuurgewas werd in eerste instantie vanwege de
medicinale werking, maar al gauw ook als genotsmiddel toegepast.
De vraag naar tabak groeide gestaag, waardoor in het begin van
de zeventiende eeuw ook in de Lage Landen de tabaksteelt ijverig
ter hand werd genomen. Volgens bronnen zou dat in de Noordelijke
Nederlanden voor het eerst rond 1610 hebben plaatsgevonden,
op 'Het Tabaksland' in Veere. Het experiment was geen lang leven
beschoren, maar intussen was blijkbaar dermate veel kennis
opgedaan dat rond 1630 tabakstelers uit Veere gevraagd werd om
tabak in de Nederlandse koloniën te verbouwen. De Zeeuwse relatie
met de tabaksteelt en vooral de tabakshandel bleef lange tijd
bestaan. Zo bouwden Veere en Middelburg een handelsrelatie op
met de toenmalige Engelse (tabaks)kolonie Virginia; Middelburg
werd voor enige tijd de eerste invoerhaven van Virginiatabak en
Veere voerde lange tijd handel met Schotse handelaren met
belangen in tabaksplantages in het huidige South-Carolina.
Middleburg Plantation uit 1693 en Camp Vere Plantation uit 1785,
beide gelegen in Huger, South-Carolina, herinneren nog steeds
aan deze band met Zeeland.
bleef dan ook beperkt tot een twintigtal in 1630 en
circa honderd tien jaar later, in 1640. Hiermee
vormden zij nog geen tien procent van de totale
bevolking van de nederzetting.
De eerste Afrikaanse slaven in Nieuw-Nederland
waren eigendom van de WIC. Ze werden, bij
gebrek aan contractarbeiders uit Europa ingezet
voor de bouw van de palissade in Nieuw-
Amsterdam (Wallstreet), de aanleg van wegen,
de bosontginning en het werk op het land. Ook
nr. 2 2021
ZEEUWS ERFGOED
25