Slavenrechten versus
wetgevende restricties
Tot 1650 bleef het aantal Afrikaanse slaven - zowel
mannen, vrouwen aLs kinderen - in zoweL Nieuw-
Nederland als Virginia beperkt tot enkele honder
den. Velen van hen werkten en leefden samen
met de (armere) blanke kolonisten. In tegenstelling
tot latere jaren waren in beide koloniën slaven niet
rechteloos: ze stonden lager in de rangorde dan
vrije blanken, maar ze mochten wel bezit hebben,
als getuigen optreden in de rechtbank en zelfs
een rechtszaak beginnen tegen blanken.
Een belangrijk pleitbezorger voor slavenrechten in
Nieuw-Nedertand was dominee Bogardus, die
tijdens zijn verblijf in de kolonie tussen 1633 en
1647 tientallen Afrikaanse slaven doopte en hen
opnam in de plaatselijke Nederlands Hervormde
Kerk. Hij keerde zich fel tegen discriminatie van de
slaven en moedigde slaveneigenaren aan hen als
onderdeel van het huisgezin op te nemen en hen
vrij te laten als zij een bepaald aantal jaren voor
hun broodheer gewerkt hadden. Inderdaad
werden rond 1640 de eerste Afrikaanse slaven
vrijgelaten, die vervolgens eigen grond
aankochten en soms zelf Afrikaanse slaven in
dienst namen. Een vergelijkbare ontwikkeling
speelde zich af in Virginia. Het duurde echter niet
lang: met de aanvang van de Nederlandse en
Engelse lucratieve slavenhandel en de aanvoer
van grotere aantallen Afrikaanse slaven naar de
koloniën in Noord-Amerika werden zowel in
Virginia als Nieuw-Nedertand vanaf de tweede
helft van de zeventiende eeuw in toenemende
mate wetgevende restricties afgekondigd, Deze
restricties perkten de vrijheden van Afrikaanse
slaven sterk in en leidden uiteindelijk tot de
rassensegregatie die de ongelijkheid tussen zwart
en blank in de Verenigde Staten eeuwenlang zou
kenmerken.
Marinus van Dintel
Afbeelding
'Gezicht op Vlissingen,
schilderij van Petrus
Segaers uit 1669.
Vlissingen stond
eeuwenlang bekend
als een kapersbolwerk
bron: Zeeuws maritiem
muZEEum.
hielpen slaven mee in de huishouding. Rond 1630
zag de WIC in dat Nieuw-Nederland weinig
overlevingskansen had, mocht de aanvoer van
Europese kolonisten verder uitblijven.
De kwakkelende kolonie kostte de compagnie
veel geld, daarbij werd Nieuw-Nederland in
toenemende mate vanuit de nabijgelegen Engelse
buurkoloniën bedreigd in haar voortbestaan.
Hierop besloot de WIC in 1629 de kolonie open
te steLLen voor particuLiere investeerders die ten
minste vijftig kolonisten konden aanleveren.
ALs tegenprestatie kregen deze zogenaamde
patroons niet alleen grote stukken land in beheer,
maar werd het hen ook toegestaan gebruik te
maken van slaven. Op de boerderijen en de
tabakspLantages werden deze sLaven vooraL
ingezet bij het oprichten van bouwwerken, het
bewerken van de grond en in de huishouding. Met
de toename van de teelt van arbeidsintensieve
cultuurgewassen gingen korte tijd later ook steeds
meer kleinere boeren en plantagehouders over op
de aanschaf van Afrikaanse slaven; zo kocht rond
1650 Pieter Taelman twee slaven van de WIC, die
hem vervolgens bij de tabaksteelt assisteerden.
Verder lezen
- Paul Brusse en Wjnand
M Mijnhardt, Geschiedenis
van Zeeland deel 2:1550
1700. Middelburg, 2012.
- Leendert van der Valk,
De eerste Afrikaanse
Amerikanen werden
verhandeld onder de
Nederlandse vlag, in: NRC,
2 januari 2021.
- Slavery in New Netherland:
newnetherlandinstitute.org
26
ZEEUWS ERFGOED
nr. 2 2021