Jl
De Passageulelinie
Herwaardering rond 2000
ZEEUWS ERFGOED
nr. 2 2022
5
Afbeelding links
Bolwerk in IJzendijke
foto H.M.D. Dekker
Afbeelding rechts
Graaf Filips van
Hohenlohe (1550-1606),
datering circa 1609-1633
bron: Rijksmuseum,
Amsterdam.
Vlaanderen (het gebied van de Vier Ambachten)
zorgden in de jaren hierna voor verdere
versterking van Hulst, Axel en Sas van Gent.
De eigenlijke Liniehistorie begint met de landing
bij Terneuzen op 6 november 1583 door Filips van
Hohenlohe, een drankzuchtig maar kundig militair
die sinds 1575 in dienst was van Willem van Oranje.
‘Neuzen’ was nog het enige Staatse bruggenhoofd
in heel de omgeving. Hohenlohe, die was aange
komen met tien vendels vooral Duitse huurlingen,
liet hier de Moffenschans opwerpen, waaraan nu
alleen nog een zo genoemde, negentiende-
eeuwse boerenwoning aan de Axelsestraat
herinnert. Vrijwel meteen wierpen de Spanjaarden
een tegenfort op, waarschijnlijk bij Triniteit. De
historie van de Staats-Spaanse Linies was
begonnen. De Staatse (Nederlandse), Spaanse,
Oostenrijkse en Franse militaire apparaten
werkten de volgende eeuwen verder aan
deze fascinerende monumentale keten.
Historici, publicisten en heemkundigen zagen al
heel lang het grote belang van de Linies. Niet
alleen voor de krijgsgeschiedenis, maar ook voor
de algemene historie en archeologie van het
gebied. En zelfs voor de volkskunde of etnografie;
aan verschillende linie-onderdelen zijn immers
volksverhalen verbonden.
Rond het jaar 2000 raakten overheden overtuigd
van de grote waarde van de Linies, óók om het
cultuurtoeristisch (dus economisch) en ecologisch
potentieel uit te bouwen en de deels gemeen
schappelijke ‘streekidentiteit’ te profileren: wat
vroeger scheidde, was nu een verbindende factor.
Zeeland, de Belgische provincies Oost- en West-
Vlaanderen en de stad Antwerpen sloegen de
handen ineen. Men ontwikkelde het concept
Staats-Spaanse Linies en in 2006 en 2007 startte
de restauratie van verschillende forten en
verdedigingswerken. In Zeeuws-Vlaanderen vond
herinrichting en/of restauratie plaats van onder
meer de Olieschans (Aardenburg), Fort Berchem
(Retranchement) en drie forten van de Linie van
Communicatie bij Koewacht (Sint-Jacob, Sint-
Joseph, Sint-Livinus). De wallen van Hulst kregen
een rolstoeltoegankelijk pad en verspreid door
Zeeuws-Vlaanderen verrezen ruim dertig
informatiepanelen. Kleinere aanpassingen
maakten ook andere overblijfselen beter
toegankelijk. Er kwamen bezoekerscentra in
Liefkenshoek (België) en het voor een groot
deel op de Staats-Spaanse Linies toegespitste
museum Het Bolwerk in IJzendijke.
De Passageulelinie in West Zeeuws-Vlaanderen,
met als belangrijk overblijfsel de Liniedijk ten
zuidwesten van Turkeye, biedt een goede
illustratie van de evolutie van de Staats-Spaanse
Linies van monumenten van conflict tot
monumenten van cultuur. Deze linie is tegelijk
een voorbeeld van de verbondenheid met het
thema van de Zeeuwse ‘verdronken geschiedenis’.
Zij was sinds 1672 - het rampjaar dat we in 2022
eveneens herdenken - de belangrijkste
verdedigingslinie in westelijk Staats-Vlaanderen.
Lodewijk XIV, de Zonnekoning, eiste in 1672
Staats-Vlaanderen voor Frankrijk op, en Sluis met
Cadzand voor Engeland. Maar de militaire
activiteiten bleven beperkt tot een paar plunder-