49 affcheidt, want dan ziet men dat het door een byzonder vlies omvat wordt't welke het kriftallyne by den anderen houdten verhinderd, dat het rondom het kriftallyn bevatte vogt niet uitvloeije. Dit vlies is vol gens petit (m) in de vrugt roodagtig, doch naderhand wordt het doorfchynendede zelfde fchryver (n) Heldedat het door de konstnooit ondoorfchynende konde gemaakt wordendoch morgagne (o) haller (p), morand (q)may (r)hamel (s) en ande ren hebben het tegendeel bevonden ,en zulks wordt ook bevestigd door de cataraCta fe- cundarïadie haar zitplaats in dit vlies heeft. Op de plaats alwaar het vlies van het glasag- tige vogt zig over het kriftallyn verfpreidt, wordt men door opblaazing rondom het zelve een geribde kring gewaar, welke pe tit (t) om deszelfs figuur met den naam van canal godronnêê betiteld heeften die men naderhand na den uitvinder canalis Pet it ia- lus genaamd heeft. Het is die driehoeki ge, kromlynige tusfchenwydte, welke door D de (p) Eoerhaav. praeleïï. Academie. Tom. IK. pag. 163, ?wt. b. Cl) Eliftoire de l'Acad. desjciences del'annéS 1722 ér 1730,- (r) Comrnerc. litter ar. Norimberg. Heb dom. W. I CO Memoir, de l'Acad, Roy. des fciences de l'améé 1726, •v (m) Memoirde l'Acad. Hoy. des fciences de l'annié '1727 i73°- (n) Ibidem de VAnnéé 1730. X (O) Epijtol, 18 x9. fe11' (S) Ibidem 1736. Hebdom, II.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 107