C 51
dit vogt gefchikt te zyn om het vlies uit
gezet te houden, de verdrooging van't pit
van 't kriftallyn voor te koomen, en daar
door deszelfs doorfchynendheid te bewaa-
renwant by de verdrooging van dit vogt
valt de capfula te zaamen, het pit van bin
nen verdroogd, wordt ondoorfchynende,
en groeid met het gemelde vlies te zaamen.
Omtrent de ftruéluur van het kriftallyne
vogt, komen de fchryvers niet overéén; ee-
nige hebben het zelve als een verdikt vogt
aangemerkt, andere als een blaasagtigezelf-
ftandigheidzommige wederom hebben het
alleen voor een omwikkeling van vaten be-
fchouwd. Wegens deze verfchillendheid
.van gevoelens heeft men zyn toevlugt ge-
noomen tot proevenen het zelve in een
zuure geest gezet, het laaten droogenkoo-
ken ol in waater weekendoch door de
drie eerfte proefneemingen wierdt deszelfs
gefteldheid zoodanig veranderddat men
daar uit niets kon de befluiten, doch door
de weeking heeft men ontdektdat het pit
van het kriftallyn uit verfcheide kleine ve
zelen beftaat, welke in het middenpunt dun-
jner korterdoorfchynender en kleinder
ordenen een klein hard pit formee-
en. leeuwenhoek (z) en camper (a) heb-
D 2 ben
(z) Epifiol, 41, ann. I744. d. 14. April.
(a) Disfert. de quibusd, oculi fartibus pag, IO, Tig. VII,