(58) dat daar door de infnyding een halfmaans wyze figuur verkreeg. Vermits nu door de gemaakte infnyding het hoornvlies zeer flap en flets wierdtnam hy een der krom me fchaaren No. 3, welker flompe punt hy tusfchen het hoornvlies en den regenboog inbragt, en voleindigde dus de half maans- wyze infnydingzoo wel aan d'één alsd'an- dere zyde tot op de helft van het hoorn vlies: (men moet opmerken, dat de bogt der fchaaren na de zyden van den oogbol moet gekeert zynen dat om reden van die bogt, welke de fchaaren op haar plat hebben, men 'er twee noodig heeft, om de infnyding naar de rondheid van het hoorn vlies, zoo wel na d'eene als d'andere zyde, te fchikken). V ervolgens nam hy de kleine fpatel No. 4.waar mede hy de lap van het hoornvlies opligtede, en doorfneed alsdan met de puntige tweefnydende kleine naald No. 5. het kriflallynbeursjezomtyds ge beurt het, zegt hy verder,dat men dit vlies in de rondte moet doorfnyden, en 't zelve! in het geheel wegneemenwanneer het of verduifterd, of dik of gefronzeld is; deze wegneeming volbragt hy met het kleine tan getje No. 7. Na dat hy nu het kriftallyne beursje geopend had plaatfte hy het le peltje N o. 6. tusfchen het hoornvlies en den regenboog, om den uitgang van de flaar té

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 116