zoo blyft 'er een halve middenlyn van 3* tot 3*lyn over; deze halve middenlyn kan ech ter in 't geheel niet doorgefneeden worden, om reden van de vasthegting van den re genboog, die daar door zoude vernietigd wordenhierom moet men de infnyding be ginnen en eindigen op een afftand van een hal ven lyn van den rand van het hoornvlies, en dus blyft 'er maar alleen een halven mid denlyn van 3 a 3* lyn te doorfnydenhier uit volgd nudat het lemmet van het mes je niet meer dan 3 lynen breedte hebben moet. Deze breedte moet echter maar al leen plaats hebben aan den buik van de fnee de, maar aan zyn punt zeer fyn zyn om des te gemakkelyker het ho ornvlies te kun nen doorfteeken, en derhalven ook aldaar tweefnydend zyn, doch niet verder als aan de punt, om niet in het eerfte nadeel van de methode van poyet XL VIte verval len, en den regenboog van boven te kun nen kwetzenvan de punt tot aan den buik van de fneede moet de breedte van het lem met van langzamerhand toeneemen, gelyk gezegt is, tot op 3 lynen, zoo dat het zelve niet al te fchielyk buikig wordt; en om hier wel te flaagen, moet de afftand (a) tot aan den buik van de fneede (b) Fig. IV. zyn 11 lynen; hier door belet men, dat het lemmet geen al te grooten tegenftand in het H 5 door- 121

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 177