C 145
Eindelykïs 'er ook nog eenderde, fchoon
gebrekkélyke, takfchieting der metaalen, tot
dit eerfte hoofddeel behoorende, bekent;
dienamentlyk, welke men ziet gebeuren als
het zilver door kragt van lood tot den al-
lerzuiverften ftaat, ineen te kennen geevende
cupel, gebragt zynde, en deeze zyne zuyver
heideen oogenblik midden in het fterkfte vuur,
waar in het ftond te vloeienals het waare met
een bevroozene korst begint bedekt te wor
den, oogenblikkelyk uit die gloeiende het-
te opgenomen en op een koude plaats wordt
néérgezet, want als dan fchieten 'er na ver
loop van 2 of 3 minuten, met veel fnelheid
en geweld, eenige ftraaltjes uit dit zilver op,
ter dikte van een ftroohalm, en gemeenlyk
hol, dik wils ook de gedaante van coraaltak-
jes aanneemende, en aanftonds hard wor
dende.
Maar dereeden van dit alles is alleenlyk
geleegen in de werking der koude lugt op
den geheelen omtrek der cupel, zoo wel ais
op de reeds meer of min ftyve oppervlakte
van dat gefmolten zuiver zilver; welke
werking der lugt noodzakelyk iets van het
nog vloeibaare binnenfte zilver met geweld
door het een of ander kleine gaatje of fcheurt-
je der reeds fteevige dog dunne oppervlak
te moet naar boven perslen* het welk dan
als nog vloeibaar zynde, dog ook onmidde-
K, delyk