I# deeltjes, eerst in het fterk water opge lost en vervolgens door het bygevoeg de regenwater nog veel verder van eikande ren afgefcheiden, verlchaffen alleen bet we- zentlyke lighaam dezer boomtjes, door dien het fterk waterwaar in deeze deeltjes gefmolten waarendoor de meenigte der by- gegotene waterdeeltjes zeer verzwakt zyli- de, niet in ftaatis, om het gefmoltene quik en zilver vast te houdenof in den gelmol- tenen onzigtbaaren ftaat te doen blyven, maar in tegendeel genoodzaakt is gemelde zilver en quikdeeltjes los te laatenindien 'er zig eenigegeleegenheid daar toe aanbiedt. Zoo dra nu als die gelmoltene zilver-en quikdeeltjes in dit wateragtige vogt het brok je quik en zilverdeeg ontmoeten, hegten dezelve zig daar aan vast, door dezelve oorzaak of aantrekkingskragt, waar door twee of meer kleine of groote quikbolletjes eikanderen ontmoetende gewoonzynin een te Imeltenterwyl egter in dit geval alle de quikboJletjes, zelfs de allerkleinfte die men zig verbeelden kan, vereenigt zyn met dier- gelyke allerkleinfte zilverdeeltjeswier zelf standigheid vaster dan die der quikbolletjes zynde geene inéénlmelting toelaat, daar om hegten ook deeze gemengde deeltjes zig aan het klompje onder eene eenigzints vaste of ftevige gedaante, waar aan dan teffens een

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 206