i8o gint met eenen uitroep over de Tdelheid van die bezittingenen de geringe vreugddie de mensch daar van geniet: (n) Tdelheid dery del- he den, 'tis alles y delheidwat voordeel heeft de mensch van allen zynen arbeiddien hy arbeidt ender de Zonne. Dit zal het oogpunt zy n waar in Salomon in 't vervolg dezelve zal befchou- wen wanneer hy die meer omftandig zal be handelen. Maar deze ydelheid, deze onftand- vastigheiddie wanorde ten opzigtevan den menseh, of in de zedelyke waereld, zou zoo flerk niet aandoenindien de natuurly- ke waereld ons niet het tegengeftelde aan- boodt. Dit is ook de redenwaarom Sd lomon al aanftonds die orde gadeflaat, die zoo onveranderlyk in de natuurlyke waereld ftand houdt: (o) Het een gejlachte gaat, en faii' het (n) Cap. 1.2,3. Co) Cap. I. 4, 5, 6, 7. par ime exclamation fur la vaultde ces biens, fur le peu dc fruit que I'homme en retire: (n) Vanité des vanitéstont est vanité. Quel avantage a Vhomme de tout fori travail aufii il foccufe feus le foleil} ce fera le point de vue fous le- quel il les envifagera dans la fuite lorsqu'il en fcra le detail; mais cette vanite', cette inconftance, cedes- ordre al'egard de I'homme, oudans le monde moral ,11e frapperoit pastant, file mondephyfique nenous oftroit pas le contraire. Voilapourquoi "Salomon remarque d'a- bord eet ordre qui fubfifte fi conftamment et fans va rier dans le monde phyfique; (o) Unt génération (asje <t (n) Chap. I 3. (o) Chap. I. 4, j,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 238