218
befeheidene gedachten over dit ftuk voed
de, gaarne in dit verzoek bewilligende, en
in hare aanfpraak aan salomo het verzoch
te eene kleine begeerte noemende; (c) ten
blyke, dat dit in hare oogen zo zwaare,
zodoodftrafielyke misdaad niet geweest zy,
maar eene geringe zaak, zonder eenig ge
volg, en op 't fterkfte 'genomen eene uit
werking van jeugdige verliefdheid op een
paar fchoone oogen,
X, 'tls zo! salomo begrypt het anders,
en best kunnen wy hier onderrichtinge kry-
gen uit het verhaal van den H. Schryver
zelve (d). Doe antwoQrde de Koning salo
mo, ende zeide tot zyne moeder: en waar-
om begeert gy Abifag de Sunamitifche voor
Adonia? begeert gy ook voor hem het Koning-
ryke 'want hy myn broeder is, die ouder is
dan ik ben) ja voor hem, en voor Abjathar
den Priester, en Joab den Zoon van Zeru
ja, Ende de Koning salomo zwoer by den
He ere, zeggendezo doet my God en zo doe
hy daar toevoorzekerAdonia zal dat
woord tegen zyn leven gefproken hebben. En
nu, zo waarachtig als de He ere leeft, die
ray bevestigd heeften my heeft doen zitten
ep den throon myns Vaders Davidsen die
jmy een huis gemaakt heeft 9 gelyk als hy ge-
(pro
00 i Kon. II. 20.
1 Kon. II. 22—35.