m fproken hadde: mor zeker Adon\a zal heden gedoodt worden. En de Koning Salomo zond door de hand van Benaja den Zoon van Jojadadie viel op hem aandat hy fiierf. XI. Maar deze geftrenge behandeling fchynt weinig over een te komen met de rechtvaardigheid, die een Vorst betaamt, en waar over deze Koning meermaalen in zyne wyze Spreuken zo uitmuntende lesfen geeft, Behaïven het doodvonnis zelve, zo plotfeling en zonder nader onderzoek of raad* pleginge uitgefprokenonder een voorwend- fel, daar zich weinig gegrondheid in liet zien, en waar in althans de gevolgtrekkin gen vry verre gezocht voorkomenzal men in overweginge konnen nemen, dat salomo even te voren aan bathseba toen ze ge- zegd hadde, ik begeer van U eene kleene be geerte enz.antwoorddeBegeer }mynemoe der, want ik zal Uw aangezichte niet afwy- zen. (e) Slechts weinige oogenblikken na zo Iterke verzekeringe berst de gramfchap uit, met die gevolgen, dat 'er de natuur- band zelve door van een gefcheurd wordt, en een broeder, ouder in jaaren, voor wiens leven, verzoek, ja zelfs Koninglyke waar digheid ahes fchynt te pleitenin ftede van met abisag, met den dood moet huwenin dQ for me van een eerloozen misdadiger. Dat meer {e) i Kon. II. 20.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 277