Throon. De laatfte, de fchoone Abisag, die ongefchondene duif, moet haren aan- zienlyken minnaar misfen, haren welvaart en luider derven, en haar leven lang het uitgeftortte bloed van adoni a met hare traa- nen mengen, in eene rouwe, naarder dan dieeener dubbele weduwe, aan 't hof van een Vorst, by wien men geen oogenblik zyn 's levens zeker fchynten alwaar op zynen minden wenk de fchrikwanhoop en dood door alle de vertrekken, zaaien, flaapkameren rond lpookenja zelfs in uit- gelatene woede ter paleisdeuren uitfpatten, om Gods Tabernakel zelve en den voet van den Altaar der verzoeninge van het bloed der edelfte helden te doen rooken! XII Wie het geval dus verre befchouwt, fchynt geene verdere aanwyzinge van noo- den te hebbennopens de menigvuldige en verfcheidene foorten van misbedryf, zo te gen de menfchelyke billykheidals tegen de huishoudelyke en maagfchappelyke betrek kingen, en boven allestegen de Koningly- ke Rechtvaardigheid aanloopende. Welke feilen te meer in 't oog loopengemerkt dit alles valt in een salomo, en daarenbo ven in 't eerfte jaar zyner regeeringe. Zag 'er die morgenilond zo bloedig uitwelke denkbeelden moest men vormen van den dag, die'er op volgen zoude Waren deze de C 221

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 279