224 Welk laatfte zekerlyk de moord, aan URiA gepleegd, te kennen geeft, XlV. Het is ontwvffeibaar, dat de geest en vindingryke Dichter, in dit en andere ftukjes van zyn vroegeren tyd, meer be oogd heeft de vermogens eener fpeiende dichtpenne ten toon te fpreiden, dan aan de waarheid der zake zelve te voldoenen dat hy daarom vry vernuftig aan den dag heeft gelegd, wat men onderftellen mag, op het hart van eene verliefde, te leur ge fielde en aan alle de driften der gramfchap overgelatere abisag gelegen te heoben, en waarfchynelyk by hare vertrouwelingen in het vrouwentimmer geuit te zyn. Uit an dere en veel gewichtiger lettervruchten van 'sMans edel brein worden wy ten vollen overtuigd van zyne uitftekende hoogachtin ge voor Cods H. woord, en die verzeke ring kan ten minften. dienenom zyne na- gedachtenisfe tegen opfpraak te beveiligen. Maar, 'tgene die waarlyk uitmuntende Dichter by wyze van eene bloote Poëtifche fpeeling heeft ter neder gefieldvindt men door anderen, in ernftiger gefchriftentot laste van sAlomo wel fcherpelyk inge bracht, inzonderheid by twee voornaame mannen, wien men den lof van groote ge leerdheid en vlugheid van oordeel niet weigeren kan, en die ik daarom bybrenge, om

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 282