I 249 salomo laat adonia ter dood brengen wegens deszelfs verzoekom abisag tot zyne huisvrouwe te hebben. De re- de van dit doodvonnis is deze; wyl sa- lomo dit verzoek aanmerkt als een be- wys, poging, immers grond van aller- billykst vermoeden, dat adonia naar de kroon ftaat. En, nademaal abjathar en joab voor medeplichtigen gehouden 5, werden in die zamenzweeringe, ontfan- gen zy ook beide hun vonnis en ftraffe." In deze vereeniginge toch moet men de gantfche zaak befchouwenen op dezen grond over de wettigheid dezer vonnisfen geoordeeld wordengelyk dan ook veele uitleggers het ftuk op dien voet beredene ren hoewel (onder verbetering) niet altoos in de vereischte volledigheid. XXXIV. Het is vry gemeen, dat men adonia's liefde tot abisag tracht onwettig te verklaaren uit de Rechten en gebruike- lykheden omtrent de nagelatene Wedu wen van den overleden Vorst, welke nie mand vermocht te trouwen, en die alleen het volle eigendom van den opvolger wa ren: het welk men onder anderen ophel dert uit 2 Sam. XII: 8.(1) Men merkt Q. 5 na- CO Conf. schickiiard Jus Reg. Cap. VI. Theor. XIX. p. 440, 441. ubi cit. loc. ex Mijchr. Cod. Sanhedrin, adde inprimis carpzov. in not.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 307